Roemers (wijnglas), 1600-1650
Dit fragment van een roemer is gevonden binnen de grachten van het Hof te Waarder. Hieraan kan men de welvaart van de Johaniter Orde, die deze commanderij bezat, aflezen.
Een roemer is een wijnglas, in het bijzonder voor witte wijn, met een bolle kelk en een brede, holle stam die van noppen is voorzien. De afwerking van de noppen kon per glas verschillen: vaak zijn ze gestempeld in een braamvormig motiefje of uitgetrokken in een puntje, een doornnopje. Ook zijn ze vaak in de vorm van druiven uitgevoerd. Meestal is de roemer groen van kleur. De noppen dienden ter versiering, maar hadden ook een heel praktisch doel: ook met vette vingers glijdt het glas niet uit je handen. Zeker nuttig in de 17de eeuw, toen bestek nog niet zo gangbaar was. De naam is afkomstig van het duitse woord Römer, dat Romein betekent. Andere lezingen zijn dat de naam afkomstig is van het Nederrijnse woord römmen, dat bluffen betekent. De roemer heeft zich vanaf circa 1500 in Duitsland uit de berkemeyer, het 15de eeuwse noppenglas, ontwikkeld en werd oorspronkelijk uit bosglas vervaardigd. De oorspronkelijk smalle bovenrand ontwikkelde zich tot een hoge ronde of eivormige cuppa waardoor een glas ontstond met een op een gesponnen voet rustende, holle stam die met punt- of braamnoppen is bezet, en met een omgelegde ring de cuppa draagt. De noppen op de stam van een roemer ontstonden door kleine hoeveelheden gesmolten glas op de stam te druppelen. Ze konden op verschillende manieren worden afgewerkt. Het glas was populair in Duitsland en de Nederlanden. Tot in de huidige tijd worden roemers geproduceerd. We kennen de roemer vooral uit de 17e eeuw, waar ze een statussymbool was dat ook vele schilderijen sierde.
|
|
Voorbeelden van twee soorten roemers
Voorbeeld van roemers in een stilleven. Willem Claesz Heda, 1635
|
|