Mon Dieu, de Fransen zakken door het ijs!
In rampjaar 1672, toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en twee Duitse bisdommen, waren scholen, schouwburgen, banken en winkels gesloten. Die ellende duurde zeventien maanden. Fred de Heij, geboren in Mijdrecht, maakte er een stripboek over. „Ik heb met name plekken gekozen in het Groene Hart die in al die tijd amper veranderd zijn. Geweldig.”
Hans-Paul Andriessen
Volgend jaar is het 350 jaar geleden dat de Hollandse Oorlog uitbrak. Volgens een gezegde uit die tijd was ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’. Fred de Heij heeft juist de laatste tekening af van het stripboek over dit rampjaar, waarin de chaos regeerde.
In Wikipedia staat dat u als striptekenaar bekend staat om uw satirische, gewelddadige en ook erotische werk. En nu een historische strip. Gaat dat niet door elkaar lopen?
„Haha, ja, een tekening van een vrijend stelletje in de bosjes is afgekeurd. Dat vond de eindredacteur te heftig. De strip moet door een 12-jarige gelezen kunnen worden. Ik heb een realistische stijl en die past goed bij het chaotische van die oorlog. Met auteur Ad Maas heb ik een paar jaar geleden al eens een historische strip gemaakt. Die gaat over de Oostenrijk-Nederlandse natuurkundige Paul Ehrenfest (1880-1933), die bevriend was met Albert Einstein en Niels Bohr. Dat was voor het Boerhaave Museum in Leiden. Door de stichting Oude Hollandse Waterlinie zijn we gevraagd een voorbeeldstrip te maken, een verhaallijn en een pagina. Toen hebben we de opdracht gekregen.”
Hoe hebben jullie de strip gemaakt?
„Ad Maas had al een verhaallijn gemaakt, maar die moest anders. Ik ben me op internet gaan verdiepen in de historische figuren. Hoe zagen ze eruit? Bijvoorbeeld Prins Willem III en de gebroeders Johan en Cornelis de Witt. Dan zoek ik schilderijen op. Ik heb als voordeel dat ik mijn jeugd in Mijdrecht heb gewoond, mijn ouders wonen er nog steeds. Dus de regio ken ik behoorlijk goed. Woerdense Verlaat, ik ben heel vaak over dat bruggetje gefietst. In Oudewater fotografeerde ik de ooievaars op de kerk. Dat waren toen zo’n beetje nog de enige ooievaars die er over waren in Nederland.” „In Schoonhoven stonden de troepen van de prins buiten de stad voor de stadspoort. Dan zoek ik de poort uit die er nog steeds is, waardoor er een klik is met nu. In Leerdam was ook een stadspoort, maar die is afgebroken. Op internet vond ik een schilderij van de Haagse meester Weissenbruch (1824 -1903). Hij vond de buitenkant van de poort mooier, daarom heeft hij hem aan de buitenkant geschilderd. Ik heb dat overgenomen. En alles wat ik teken, wordt ook nog eens gecontroleerd of het wel klopt. Ik had een roeiboot getekend die langs de stellingen in Gorinchem vaart. Dat bleek het verkeerde type, niet een boot waarmee ze op de grote rivieren voeren.”
Volgen jullie in de strip een hoofdpersoon die een avontuur beleeft?
„Nee, de gebeurtenissen zijn opgehangen aan de bekende historische figuren. In dat jaar gebeurt heel veel en op veel verschillende plekken tegelijk. Vrij chaotisch. Het is een oorlog met meer fronten, dat verhaal kun je niet chronologisch vertellen. Voor mij als tekenaar is de afwisseling natuurlijk fantastisch. Historische figuren, vestingwerken, paarden, strijd, landschappen, steden. Veel leuker om te tekenen dan een strip met vooral pratende mensen.”
Hoe gaat het striptekenen in zijn werk?
„Nou, een album heeft 44 pagina’s. Van de schrijver ontvang ik de dialogen met de omschrijving. Bijvoorbeeld bij kasteel Amerongen. Dan maak ik een thumbnailschets van de pagina. Dat zijn plaatjes iets groter dan een duimnagel. Dan komt er commentaar; dit moet anders en dat moet zo. Vervolgens teken ik op A2-formaat de pagina in Oost-Indische inkt met kroontjespen en penseeltjes. Die scan ik in en op de computer vul ik de kleuren in. Uiteindelijk ben ik met het tekenen een halfjaar bezig.”
Heeft de strip uw beeld van het Rampjaar veranderd?
„Ik had niet zo’n beeld. In de vijfde van de lagere school is het Rampjaar bij geschiedenis behandeld, maar dat heeft niet zo’n grote indruk op mij gemaakt. Nu weet ik dat het echt een oorlog is geweest met vestigingssteden in half Nederland. Een hele chaotische en spannende periode, waaraan we een gordel van mooie vestingstadjes aan hebben overgehouden.”
ILLUSTRATOR
Van Kuifje tot Penthouse
Fred de Heij De Heij (60) studeerde in 1983 af aan de Gerrit Rietveld Academie, hogeschool voor beeldende kunst en vormgeving in Amsterdam. Hij werkte eerst als illustrator van kinderboeken.
Rond 1990 begon hij ook met strips voor het meisjesblad Tina, Taptoe, Donald Duck, Kuifje, Wordt Vervolgd, Penthouse en Incognito. Hij maakte ook een periode zijn eigen striptijdschrift Filo. In 1998 sloeg hij een andere weg in en begon met het schilderen van portretten, modellen en stillevens. Toch pakte in 2005 het striptekenen weer op, toen hem gevraagd werd een horrorstrip te tekenen. Daarna volgden er meer strips. In 2014 won hij voor al zijn strips de Stripschapprijs. Die prijs wordt jaarlijks toegekend door Het Stripschap, een genootschap van stripliefhebbers.
Hollandse Waterlinie
Zonnekoning zorgt voor paniek
Als op 12 juni 1672 de Franse ‘zonnekoning’ Lodewijk XIV bij Lobith de Rijn oversteekt en met een leger van maar liefst 120.000 man de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnenvalt, ontstaat enorme paniek. In allerijl wordt een waterlinie ingericht om te voorkomen dat de Fransen het rijkste en belangrijkste gewest Holland veroveren. De linie loopt van Muiden bij de Zuiderzee via Woerden, Goejanverwellesluis, Schoonhoven tot Gorinchem. Als de vorst invalt en de watervlakte bevriest, ruiken de Fransen hun kans. Eind december trekken ze met achtduizend man over het ijs richting Zegveld om een doorbraak te forceren. Maar de dooi schiet prins Willem en zijn leger te hulp. Bij de tocht van het Franse leger over het bevroren water van de Meijepolder zakken soldaten door het ijs, twaalf verdrinken. De Fransen kunnen ook niet verder naar Alphen optrekken omdat daar het leger van de prins zich heeft verzameld. De aanval op Holland is mislukt. Gefrustreerd trekken de Fransen zich via de oevers van de Rijn terug naar Woerden. Op de terugtocht moordt Franse maarschalk Luxembourg de plaatsen Zwammerdam en Bodegraven uit. En na de plundering steken ze de boel in de fik. Dat is nog te zien aan de kerktoren van Zwammerdam. De onderste meters bestaat uit oude bakstenen. Het Rampjaar, geeft een geweldige impuls om de verdedigingslinie te versterken. Nog in 1673 worden op strategische plekken verbeteringen uitgevoerd. Fort Wierickerschans, tussen Bodegraven en Nieuwerbrug, is er één van. In de decennia daarna worden de vestingen van onder meer Woerden, Oudewater en Schoonhoven versterkt tot hoe ze er nu uitzien.