Dick van Dam uit Nieuwerbrug.
 
Bij het maken van de afspraak waarschuwde Dick van Dam er al voor. De Nieuwerbrugger heeft zoveel verhalen dat er een boek mee is te vullen. In deze rubriek beperken we het verhaal tot de houtzagerij, omdat hij daar destijds met het meeste plezier heeft gewerkt.

De houtzagerij van weleer in niets tevergelijken met de huidige. In die tijd waren er wel vijf in Nieuwerbrug. Allemaal hadden ze hun bedrijf aan de Oude Rijn. De waterweg die voor de aan- en afvoervan de bomen en het wateren zorgde.
 
Hout en meel
Laten we bij het begin beginnen. Bij overgrootvader Piet, die boer was aan het Weijland. Piet met de baard. In 1896 leende hij 10.000 gulden van de welgestelde Bodegraafse weduwe Batelaan. Zo kon hij aan de overkant van de weg een woonhuis laten bouwen met een meelfabriek en houtzagerij en zo had hij het hele jaar door werk. In het voorjaar, wanneer de koeien bijgevoerd moesten worden draaide de meelfabriek op volle toeren. En in het najaar de houtzagerij. Het woonhuis en alles wat daarachter is gebouwd, lijkt op een boerderij. De dorpstimmerman in die tijd had kennelijk tweebouwtekeningen van woonhuizen. Eén vaneen daggelderhuisjes en één van een boerderij. Richting Nieuwerbrug werd de meelfabriek, de Volharding, gebouwd. Richting Bodegraven de houtzagerij. Het woonhuis met de boerderijuitstraling in het midden.
 
Schippersknecht en marine officier
Dick van Dam heeft zijn lagere schooltijdop de Verhoef-Rollmanschool in Bodegraven gezeten. Vervolgens ging hij naar het Lyceum in Alphen aan den Rijn. Opzijn achttiende ging hij naar Delft om daar te studeren. Maar kwam, zo vertelde hij, na een verkeerd gekozen studie gedesillusioneerd terug. Op dat moment werd ereen schip gelost bij de houtzagerij. De schippersvrouw was in verwachting van haar derde kind. En de schipper kon wel een schippersknecht gebruiken. Zo voer Dick vijf maanden mee met het binnenschippersgezin. De vrouw was Franstalig en hun kinderen werden tweetalig opgevoed. Dick leerde na zes jaar Franse les op school in deze periode voor het eerst echtde taal spreken. Wat hem jaren later bij het inkopen van Franse iepen goed van pas zou komen.Vierentwintig maanden in militaire dienst volgden daar op. Waar Dick als Marineoffcier in Den Helder was gelegerd. “Ik heb nooit meer zo veel geld en zo weinigzorgen gekend. Ik kreeg 51 gulden, kosten onderkomen, bewassing en twee keer vrij vervoer per maand. Met Bram Mühl ben ik vervolgens naar Spanje gegaan.Om Spaans te leren. Eerst pot verteren endaarna werken voor de kost.”
 
Wateren
“Eenmaal weer thuis ging ik bij mijn vaderwerken en kwam onderaan op de loonlijstte staan. Ik moest onderaan beginnen; zakken veevoer sjouwen bij de maalderijen in de houtzagerij moest ik zorgen dat de zaagmachines steeds hout hadden. En oplatten en aflatten.” Dit vakjargon behoeftuitleg. Dick wijdt ons in, in de wereld vande houtzagerij van weleer. “De bomenwerden gemeten op de kubieke inhoud. De onderstammen waren meer waard dan dat wat er bovenuit stak. Was de koop van een partij bomen beklonken dan werden ze gemerkt met ons eigen merk.” We krijgende merkhamer te zien. Een stevige houten handvat met een ijzeren gedeelte waarde letters DCVD (Dick Cornelis Van Dam) in spiegelschrift op staan. Ook zo’n zelfdehamer maar dan staan er nummers in eencirkel op het ijzeren gedeelte. “Met kracht werden de letters en bijbehorende cijfers in het hout geslagen. De nummers correspondeerden met maatlijst van de partij die werd ingekocht.” De bomen werden gerooid en per schip vervoerd. Eenmaal bij de houtzagerij afgeleverd moesten de stammen wateren. Dick: “Door de jongste jaarringen stromende groeistofen. De stammen werden gewaterd, zodat de sapstromen eruit zouden ‘spoelen’. En het verminderd de neiging tot kromtrekken. Het vrij zure water uit het veengebied maakte dat het hout mooi blank werd. Naar gelang de dikte vande stam werden ze één jaar tot anderhalf gewaterd. Voor de langere stammen pachten we de buitenbochten van de Oude Rijn, bij de Witte Wimpel, maar ook bij de Schans. Daar lagen er zoveel dat je over destammen kon lopen. Naarmate de stammen zich volzogen zonken ze. De grootstestammen lagen net buiten de vaargeul. Met palen met witte koppen boven het wateroppervlak werden ze afgepaald. Zo wist de scheepvaart waar er werd gewaterd.”
 
Oplatten en aflatten
“Ja,” knikt Dick bevestigend als we vragen hoe die stammen zo vol met water weerop het droge kwamen, “het was handwerk. We sloegen een twee meter lange smeedijzeren pen in het hout. Aan die pen zateen ketting en met een tandkrans draaiden we de ketting omhoog. Twee hooguit vier stammen per keer legden we dan op de stalen punter, die vervolgens met een jaaglijn naar de zagerij werd getrokken. In de zagerij hadden we twee zaagmachines. Een die stammen van 1,25 meter door kon zagen en een voor stammen van 75 centimeter. Aangedreven door dieselmotoren. Het zaagsel werd in zakken gedaan voor de palingrokers. Het koste ze geen geld, alleen een maaltje paling.” Onze verteller glimlacht; “Dat was zeker een goede deal.” “De bomen eenmaal tot balken of planken gezaagd werden opgelat om te drogen.Tussen de balken of planken werden kleine latjes gelegd zodat de wind er goed tussendoor kon waaien. De boel moest op stok staan voor de kortste dag van het jaar. Het voorjaar was vaak zo droog en dan droogt de buitenkant harder dan de binnenkant waardoor er scheurtjes in de bovenkant komen en het hout niet meer netjes is af te werken. Als het eenmaal droog was ging het naar de loods voor de verkoop.”

Verkoop
“Mijn vader heeft op jonge leeftijd een ongeluk gehad en had daardoor last van zijn knie gekregen. Waardoor ik vanaf mijn 23ste de weg op moest om klanten te zoeken. Van de Veluwe tot de kust, we hadden overal onze klanten zitten. Hoofdzakelijk meubelfabrikanten en carrosserie en wagenbouwers. Aan de laatste werden vooral iepen verkocht. Iepenhout heeft een hoge splijtvastheid en het laat zich goed bewerken. Het is wel gevoelig voor houtworm. Maar zolang het rolt ging het goed. Houtworm houdt niet van dat gehorrel van de wielen. Wagens die lang stil stonden hadden dus wel last van houtworm.”
 
Hout, hout en hout
Het grootste deel van de woonkamer is hout. Houten boekenplanken, houten tafel en een houten bijzet tafeltje meteen prachtige nerf in een rondachtige grillige vorm. Het blijkt een plank van een stuk celwoekering van een boom te zijn. Een uitzonderlijk groot exemplaar. “Bomen zagen, balkenzagen, het is vreselijk leuk wat er telkens weer tevoorschijn komt.” “De laatste 25 jaar hebben we met rustiek- en restauratiehout gewerkt. De wagenmakerij verdweenen per toeval zijn we erin gerold. Oude eiken balken herzagen. Dat oude eikenhout is zeer versteend en wij hadden een machine die dat aankon. Restaurateurs van onder andere kerken kochten het hout bij ons. De Nieuwe Kerk van Amsterdam is met ons hout gerestaureerd. De preekstoel, de heren banken; als de Nieuwe Kerk op televisie komt, kijk ik er altijd naar. Vanaf 1972 hoefde ik daarom niet meer op pad om klanten te zoeken. Ze wisten ons allemaal te vinden.”
 
Restjes Brandhout
Eind 1988 zijn we gestopt. In 1990 is de houtzagerij afgebroken. Het heeft nog een aantal jaren geduurd voor de laatste stukkenhout waren verkocht. Deze winter hebben we van het laatste brandhout nog lekker warm gezeten. Volgendjaar moeten ook wij brandhout voor de open haard kopen.”
 
Tekst: Marlien van Leeuwen Kijk op Bodegraven, 19 juni 2013.


ri013 d

Rijnkant, 1911

zaag1 Cok Graafand aan ‘t werk bij de grote bomen zaag

zaag2 Grote bomenzaag

hout Grote houten hamer links... de slecht

hout2 Bomen en balken zagen... vreselijk leuk wat er te voorschijn komt

zaagblad Zaagblad

 

 

Weijland26 Knodsenburg

Boerderij Knodsenburg. Weijland 26 Nieuwerbrug

Inmiddels oefent hier de vierde generatie Van Veldhuizen een agrarisch bedrijf. De moderne stallen op het erf bieden plaats aan 75 stuks melkvee, 45 stuks jongvee en 20 schapen.

Geschiedenis en gebouw
Knodsenburg was de naam van een schans in Lent nabij Nijmegen waar in 1591 Prins Maurits de Spanjaarden versloeg en Waarbij de schans werd verwoest. De schans bij Nieuwerbrug onderging een zelfde lot, vandaar misschien de naam van deze bijzondere hoeve.
Het rijk versierde gesmede ijzeren hekwerk in Lodewijk XIV-stijl verraadt samen met de vorstelijke dubbele toegangsweg de allure van deze rijke hoeve. Niet alleen rijk van uitstraling, maar ook van historie. Wrang genoeg was het juist het leger van Lodewijk XIV, dat hier in het rampjaar 1672 plunderend rondtrok, waarbij talloze boerenhoeven in vlammen opgingen. De legende verhaalt dat Prins Willem III in het jaar daarop, vanuit Knodseriburg, toezicht hield op de bouw van Fort Wierickerschans. Vermoedelijk is het herenhuis gebouwd in 1588 met een plat dak als een vierkant gebouw. Er is in de loop der tijd het nodige verbouwd. Zo is na een restauratie het zadeldak aangebracht en zijn raampartijen en decoraties 18e-eeuws, Lodewijk XV-stijl. Duidelijk is dat voor- en achterhuis uit verschillende bouwperioden stammen. Hardnekkige verhalen over onderaardse gangen tussen Knodsenburg en Fort Wierickerschans moeten worden verwezen naar het rijk der fabelen.
Het voorhuis moet gebouwd zijn door een vermogende familie van notabelen, die het bedrijf verpachtte en er zelf in de zomer met personeel resideerde om de stad te ontvluchten en om er te jagen met gasten. In de archieven wordt melding gemaakt van eigenaar Petrus, Judocus Arnoldus van Oosthuizen van Rijzenburg uit den Haag; niet bepaald een gewone naam, dus een man van stand. Een latere eigenaar Mr. P.L. Schippers bezat ook de rechten van de ambachtsheerlijkheid Bodegraven. Ook was het enige tijd in bezit van de burgemeester Mr. A.H. Metelerkamp van Gouda. Het geheel vormt een uniek pand met de uitstraling van een landhuis. Het onderhuis is half verzonken aangebracht. De verdieping erboven, het bovenhuis, is bereikbaar via een imposante hardstenen trap met balustrade. In de trap bevindt zich een personeelsingang voor de benedenverdieping. Het linker souterrain is geheel betegeld en herbergt vijf religieuze tegeltableaus met Christus aan het kruis, kruisafname, de opstanding, de hemelvaart en het offer van Abraham. Dit vertrek gaat door het leven als de huiskapel en mogelijk heeft het ooit daar ook toe gediend.
De aanblik van de voorgevel wordt gedomineerd door een middenrisaliet met gesneden versieringen geflankeerd door vier enorme twaalfruits schuiframen. De centrale dubbele toegangsdeur wordt bekroond met een bijzondere verlengde levensboom; daarboven het centrale bovenraam met rijk gesneden Lodewijk XV-ornamenten. Uniek zijn ook de andere bovenramen, die meegaan in de daklijn. Door het enorme dakoverstek moeten de goten ondersteund worden door sierlijke ijzeren dragers. De bouwsporen in de zijgevels verraden met verschillende steensoorten en kleuren talloze ingrepen. Opmerkelijk zijn de dichtgemetselde grote raampartijen, waarschijnlijk gebeurde dat om de ooit geheven raambelasting te ontduiken. De oostelijke gevel toont een buitenzijdig aangeklampte schoorsteenschacht. Het inpandige rookkanaal van het oudere achterhuis in de brandmuur is uitgerust met enorme rookkast, waar hammen, worsten en spek werden gerookt.
De achtergevel met dubbele getoogde voerdeeldeur toont een bont mengsel van verschillende soorten baksteen: van mop tot ijssel-, waal- en rijnsteen in geel, oranje, rood en grijs. Het wijst op de talloze aanpassingen voor het agrarisch bedrijf in de loop der eeuwen. In 1921 werd rechts een wagenloods/koetshuis gebouwd met speksteenlagen in rood en geel. Ongeveer uit dezelfde periode stamt het zomerhuis met boenhok aan de westzijde.

bron: Verlichte boerderijenroute 2009

Weijland26 Knodsenburg RCE 01 2000

Weijland26 Knodsenburg RCE 02 2000

Tegeltableau. 2000. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Jesus gekruyst op den berg Golgota
Weijland26 Knodsenburg RCE 03 2000
Jesus afgenoomen van het Kruys
Weijland26 Knodsenburg RCE 04 2000
Abraham offert zijn zoon Isaak
Weijland26 Knodsenburg RCE 05 2000
De Opstanding Christus
Weijland26 Knodsenburg RCE 06 2000

De Hemelvaart Christus

Weijland26 Knodsenburg RCE 02 1959 Toegangshek. 1959. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 01 1976
Dicht toegangshek. 1976.
Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 01 1967 Knodsenburg. 1967. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 02 1976 Knodsenburg. 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 03 1976
Knodsenburg. 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 04 1976
Knodsenburg. 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Weijland26 Knodsenburg RCE 05 1976 Oostgevel huis en stal. 1976. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Weijland24 Johanneshoeve RCE 01 1977

Weijland 24 in 1977. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Er zullen niet veel boerderijen zijn, waar het vee nog in het oorspronkelijke hoofdgebouw wordt gestald, maar op de Joharmes Hoeve is dat toch echt het geval. Zo’n 80 vleeskoeien van verschillende rasen, onder adere Belgische blauw, maar allemaal zogenoemde dikbillen, waaronder 30 zoogkoeien en 30 stuks jongvee vormen de veestapel, gecompleteerd met 40 schapen en 200 varkens.

Gebouw
Het gebouw is een Rijksmonument. De 18e-eeuwse boerderij heeft een gepleisterde voorgevel met opgelegde rode schijnvoegen, die de imitatie van natuursteen compleet moeten maken. Het is een typische hallehuisboerderij met een ankergebint dat de gehele constructie draagt; ook de ronde sparren van de rietgedekte wolfskap. De muurankers in de voorgevel zijn uitgevoerd als cijfers en tonen het jaartal 1785, het bouwjaar van de hoeve. Het hoofdgebouw is onderkelderd en de brandmuur verraadt op zolder nog de plaats van de ooit aanwezige rookkast, voor het roken van hammen, worst en spek. De achtergevel is vervangen, waarbij wel het grote rosetvenster in de top is teruggeplaatst. Terwijl voor het hoofdgebouw leilinden voor de nodige schaduw en koelte zorgen, gaat het aangrenzende zomerhuis schuil achter twee enorme paardenkastanjes. Die verschillende bomen accentueren ook het leeftijdsverschil tussen de twee gebouwen. Het zomerhuis is opgetrokken in rode rijnsteen in kruisverband, met ingezwenkte gevel, een houten kroonlijst en een zadeldak gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. Aan het zomerhuis is nog een boenhok aangebouwd. Achter de boerderij staat een oude dwars gebouwde stal, waarin de zoogkoeien van de bewoners een plaatsje vinden.

bron: Verlichte boerderijenroute. 2009

Weijland24 Johanneshoeve RCE 05 1977 Weijland24 Johanneshoeve RCE 06 1977

Achterkant zomerhuis 1977 en kleine stal Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Weijland24 Johanneshoeve RCE 1959 Voorgevel 1959. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Weijland24 Johanneshoeve RCE 1967 Voorgevel 1967. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Weijland24 Johanneshoeve RCE 03 1977 Achterkant en westgevel. 1977. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Weijland24 Johanneshoeve RCE 04 1977 Achterkant zomerhuis en huisstal.
1977. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
 
Laatst bijgewerkt op: 12-9-2014