bedrijvigheid melkfabriek
Melkfabriek van Nieuwerbrug met personeel en aandeelhouders,1925 Collectie Gijs Boer

Klein maar fijn
Tot het begin van de twintigste eeuw is Nieuwerbrug een gebied van boeren, werkmannen, ambachtslieden en handelaars. De arbeiders zijn meestal veldarbeiders, maar werken ook in de steenbakkerij in Bekenes. De middenstand en ambachtelijke sector bestaat onder andere uit timmermannen, klompenmakers, smeden, schilders, schoenmakers, broodbakkers, wagenmakers en kleermakers.

Boeren
De akkerbouw is nauwelijks van betekenis, van de bodem wordt het grootste deel als weide- en hooiland gebruikt. Een veel kleiner gedeelte wordt benut als boomgaarden en tuinen, waarvan een gedeelte van de opbrengst wordt verkocht aan plaatselijke handelaren en winkeliers. De boeren zijn vooral melkveehouders die hun bedrijf runnen met de hulp van daggelders, knechten en meiden. De melk wordt door de boeren zelf verwerkt tot kaas en boter, dat verkocht wordt aan particulieren of winkeliers en op de week- en kaasmarkten. Later wordt de melk ook aangeboden aan de melkfabrieken in Woerden en Bodegraven.

Kleinschalige nijverheid
De nijverheid is kleinschalig. Men heeft niet veel, of helemaal geen personeel. Soms heeft men als nevenactiviteit een herberg of winkel in (kruideniers)waren, een bezigheid die vaak door de echtgenoten van de ambachtslieden wordt verricht. De werkopdrachten, waaronder reparatiewerk, komen meestal uit de directe omgeving en de productie is naar plaatselijke behoefte. De bakkers hebben meestal een knecht, die bij hen inwoont en soms een leerjongen. De leerjongen moet vaak het brood uitventen en gaat met een bakfiets of kar de deuren langs.

De materialen en grondstoffen (zoals hout, stenen en meel) worden veelal gehaald uit de omgeving of bij tussenpersonen. Veel van het vervoer van materialen en vee geschiedt over het water van de Oude Rijn met trekschuiten, stoom- en motorboten,  onder andere door een aantal Nieuwerbrugse schippers. Door de kleinschaligheid wordt er door de ambachtslieden niet veel winst gemaakt en kan er ook niet veel geïnvesteerd worden.

bedrijvigheid Bosman
Vader en zoon Leen Bosman bij hun bedrijf, 1923 Collectie Cees Brouwer

Van klein naar groot
Vanaf 1900 komt er in de loop van jaren een verandering in de bedrijvigheid in Nieuwerbrug op gang. De dan al gevestigde metselaar J. Versloot begint met een aannemerij, naast het al bestaande klantenwerk. Metselwerk wordt gecombineerd met timmerwerk en in de jaren dertig wordt het bedrijf een volwaardig aannemingsbedrijf. Verdere mechanisatie maakt meer en grotere opdrachten mogelijk en daarmede ook gestage uitbreiding van het personeel. Eind jaren tachtig is het bedrijf gefuseerd en verdwijnt het uit Nieuwerbrug. Op het terrein aan De Bree is sindsdien Boer Nieuwerbrug B.V. gevestigd, een bedrijf dat al sinds 1931 in Nieuwerbrug bestaat en veel in het dorp heeft gebouwd.

Meegroeien met de tijd
De verandering van bedrijvigheid is ook in andere bedrijfstakken zichtbaar. Zeker in de periode na de tweede wereldoorlog, wanneer er sprake is van wederopbouw, ontstaat er veel werk in de woningbouw. Er wordt niet alleen nieuwbouw gepleegd, maar ook renovatie en aanpassingen aan de eisen der tijd verricht. Daardoor breiden bijvoorbeeld de smeden hun werkzaamheden uit met installatiewerk en constructiewerk. Door de groeiende vraag in de bouw komen er steeds meer bouwgerelateerde bedrijven in Nieuwerbrug en ontstaat er ook concurrentie. Aanvankelijk blijft er ook ruimte voor ambachtslieden die kleinschalig werk verrichten. Later moeten deze alsnog het hoofd buigen en verdwijnen ze langzaam maar zeker uit het straatbeeld.

Mechanisatie
De opkomende mechanisatie in de landbouw zorgt voor een verschuiving van arbeidskrachten. De boerenknechten en daggelders verlaten het boerenerf en vinden onder andere werk in de bouw. Het vervoer over water krijgt steeds meer concurrentie van transport over de weg. Daarom wordt de rijtuig- en wagenmaker Leen Bosman later garagehouder en vindt verbreding van de Rijksstraatweg plaats (aan de noordzijde van de Oude Rijn).

bedrijvigheid VanDam
Maalderij en houtzagerij P. van Dam en Zonen, Weijland, Nieuwerbrug, 1916 Collectie Cees Brouwer

Stoere mannen gevraagd
 “RIETVELD- Naar wij vernemen zal de heer A. Winterswijk alhier binnenkort zijn bedrijf uitbreiden met een houtzagerij. Het is te verwachten, dat in dit bedrijf weer enkele werkloozen kunnen worden opgenomen”, schreef Het Weekblad op 15 juli 1939.

Werkgelegenheid
De afgelopen eeuwen zie je in Nieuwerbrug vooral veel kleine familiebedrijven. Hoewel op het eind van de negentiende eeuw de kinderarbeid is afgeschaft, zijn er ook daarna nog veel meewerkende kinderen en vrouwen. De vader is vaak de kostwinner. De schipper, rietdekker, bakker, smid of timmerman werkt samen met zijn gezinsleden, soms met een leerjongen of een knecht of meid.  Die werken er vaak korte perioden, ook op de boerderij en in het huishouden en zijn soms bij hun werkgever in de kost. Alleen de timmerman en metselaar hebben soms meerdere knechten, zeker bij de bouw van huizen of boerderijen. Bij schaarste aan arbeidskrachten krijgt het extra personeel in plaats van vijftien cent, wel twintig cent of meer per uur! Afhankelijk van het seizoen werken ze zes dagen per week, tien tot twaalf uur per dag.

Komen en gaan
Bedrijven komen, veranderen en gaan ook weer. Beroepen als wagenmaker, klompenmaker en kuiper zijn niet meer in Nieuwerbrug te vinden. Alle zes bakkers verdwijnen uit het dorp en zo ook bijna alle winkels. De huidige bedrijven zijn verschillend van grootte en hebben veelal met (wegen)bouw, metaal en techniek te maken. Daarnaast zijn er (weer) opvallend veel inwoners die een eigen bedrijf hebben, vaak als ZZP-er. Het personeel van de bedrijven heeft nu soms een flexibel contract, is steeds meer en hoger geschoold en verdient nu zeker meer dan vijftien cent per uur. Het meeste productiewerk wordt nog steeds gedaan door “stoere mannen”, maar veel vrouwen en mannen werken nu juist ook buiten het dorp.

Pin It

april 24