Van Waterstrijd naar watermanagement

Je denkt misschien dat het water zomaar naar de zee stroomt als je hier naar de rustig voortkabbelende Oude Rijn kijkt. Daar valt nog heel wat over te zeggen.
Vanaf de grote ontginning, zo’n 900 jaar geleden, kwam er steeds meer water uit het veen de Rijn ingestroomd. Zo ook uit de polders Noordzijde, Weijland en de Bree, een oude veenbult die er vroeger ten noorden van de Rijn was. De Rijnmonding bij Katwijk in de Noordzee was aan het verzanden, waardoor de bewoners van de Rijnoevers in Holland steeds meer last kregen van dat water.

De Hollandse graaf nam een resoluut besluit en legde bij Zwadenburch een dam in de Rijn, de plaats die we nu Zwammerdam noemen. Toen zaten de bewoners aan de Stichtse kant van de dam met het probleem van wateroverlast. Het geschil tussen de graaf en de bisschop werd aan de keizer, Frederik II Barbarossa, voorgelegd. Deze deed in 1165 de uitspraak dat de Rijn niet afgedamd mocht worden en een vrije rivier moest blijven. In 1202 kwam er een nieuwe uitspraak in een akte: “Holland-Stichtse Vredesbepaling inzake Rijnlands Waterstaat” en kwam er een sluis bij Zwammerdam. Rond 1365 werd deze sluis weer afgebroken en er kwam een nieuwe in Bodegraven.

De strijd over het water, nu tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Groot-Waterschap van Woerden, bleef nog eeuwenlang voortbestaan. In plaats van het oude kwam er in 2004 een nieuw akkoord “Waterakkoord Sluis Bodegraven”. Nog steeds wordt er betaald, nu door de Stichtse Rijnlanden aan Rijnland, voor de kosten van het afgevoerde water. Bij zomerse droogte krijgt Rijnland zoet water geleverd van het Sticht, waardoor verzilting van een groot deel van Zuid-Holland wordt tegengegaan.

Barbarossa

Monument keizer Barbarossa van Theo van der Nahmer uit 1965 in Zwammerdam.
bron: www.vanderkrogt.net

 
rijn 1885 rhc
Oude Rijn bij Dubbele Wiericke. c.a. 1885
collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard
sluis bodegraven
Sluis van Bodegraven. c.a. 1910
collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard

De (Oude) Hollandse Waterlinie was een waterlinie voor de verdediging van Holland in de 17e en 18e eeuw.Oude hollandse waterlinie

Nadat het stellen van inundaties (of onderwaterzetting, (uit het Latijnse inundare: overstromen) is het opzettelijk onder water zetten van een gebied) al in 1573 (Alkmaar), 1574 (Leiden) en 1629 (de Utrechtse Waterlinie tussen de Zuiderzee en de Lek) een effectieve verdedigingswijze was gebleken, werd in het Rampjaar 1672 in allerijl een waterlinie tussen de Zuiderzee en de Merwede ingericht om de Franse troepen onder Lodewijk XIV tegen te houden voor zij ook Holland zouden veroveren. Deze linie liep van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis tot Gorinchem. Utrecht viel er buiten omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. In december 1672 staken bij Woerden 9000 Franse soldaten de smalle strook water over omdat deze bevroren was. Na het plunderen van Zwammerdam trokken zij zich door de invallende dooi weer terug.

Nadat deze linie in 1672 had standgehouden, kreeg hij een meer permanent karakter alsmede zijn naam. Accessen werden versterkt met tal van forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten verlegd, zonder echter de stad Utrecht in te sluiten. Vanaf 1815 werd een geheel nieuwe verdedigingslinie ingericht met deze stad als centraal punt: een linie die vanaf 1871 officieel de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd werd, ter onderscheiding van de linie die daarna als de Oude Hollandse Waterlinie aangeduid zou gaan worden.

kaart 2012
Nieuwerbrug 2012
logo republiekaandenrijn
Deze tekst komt ook op een bord voor het Wierickehuis in Nieuwerbrug.
Deze wordt geplaatst door de Republiek aan den Rijn.
ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug; zijn brug dankt zijn bestaan aan de Rijn. Voor de Romeinen is de Rijn een grens met een limes, een te verdedigen grensweg tegen de barbaren van het noorden. Een brug is hier niet aan de orde: Hoogstens een bruggetje over de monding in de Rijn van het veenriviertje de Bekenes met een wachttoren.
De grens van het graafschap Holland schuift 1000 jaar geleden steeds verder over de veenwildernis naar het oosten ten koste van het Sticht. Vanaf 1281 behoort onze streek  bij Holland en een noord-zuid verbinding lijkt dan nuttig. Dat nut is er niet slechts voor machthebbers, maar ook voor de plaatselijke bevolking, de boeren en landarbeiders, die vanaf de 10e eeuw de klei van Bekenes ontginnen en vanaf de 11e eeuw de veenmoerassen ontginnen en die later inpolderen.
dorp aan de rijn
Voorbeeld van nederzetting langs de Oude Rijn. bron: Daan Claessen
collectie: Erfgoed gemeente Utrecht
NIEUWER BRUGGE
De Rijn is van groot belang voor transport van mensen en goederen, zeker nadat rond 1365 de beide Wierickes gegraven worden en er een verbinding met de Hollandse IJssel tot stand komt. Waar de Dubbele Wiericke de Rijn instroomt, een verkeersknooppunt bij uitstek, kan een nederzetting ontstaan zijn. Mogelijk is er toen een brug gesticht, een oude brug, later vervangen door een “nieuwer brugge”? Er is in elk geval een kapel, waarschijnlijk gebouwd vanuit particulier initiatief, waarvan de grond na afbraak door niet-geestelijke, gereformeerde Kapelmeesters
beheerd wordt.
trekschuit
Jaagpad langs de Oude Rijn met trekschuit. Project historische vaarwegen 2010
collectie: Claudia Thunnissen 
HANDEL EN NIJVERHEID
De bouw van de tolbrug en de aanleg van het jaagpad tussen Leiden en Utrecht in 1664 zorgt ervoor dat het vervoer over water en over land moet stoppen in Nieuwerbrug. Er komt dus handel en nijverheid in het plaatsje: een herberg (Het Witte Paard, later vergrijsd tot Het Grauwe Paard), ambachtslieden, kooplui, een molenaar, een bakker… Nieuwerbrug wordt het centrum voor de bewoners van de vijf polders, maar hoort bij vier gemeentes. Een steenfabriek en houthandelaren vestigen zich in de 19e eeuw in en nabij het dorp; hun producten gaan niet meer alleen over water, maar ook over land en per spoor. Een seinhuis met een treinhalte op de lijn Leiden-Utrecht draagt dan wel de naam Waarder, maar ligt op 300 meter van het dorp Nieuwerbrug.
wl001Rechts op de foto het Grauwe Paard
collectie: Cees Brouwer
BOEREN, BURGERS EN BUITENLUI
De Rijn was eerst vooral een levensader, maar wordt steeds meer een scheiding, met ten noorden ervan een lint van diepe perscelen in een vrijwel onaangetast polderlandschap, en tussen Rijn en dijk steeds dichtere lintbebouwing van arbeiderswoningen en kleine bedrijven die steeds meer hebben plaats gemaakt voor villa’s en bungalows. De koeien gaan uit hun oorspronkelijke Hollandse stallen en komen in steeds grotere aantallen, eerst in ligboxenstallen, en de laatste jaren in nog grotere agrarische bedrijfshallen: het aantal boeren wordt minder, maar de bedrijfsomvang steeds groter. Ten zuiden van de Rijn doorsnijdt eerst de spoorlijn Utrecht-Leiden en later de Rijksweg A12 het boerenland. Een paar boerderijen worden verplaatst en in de kern van het dorp komt steeds meer woningbouw en blijft wat bedrijvigheid. Vrijgekomen boerenerven veranderen steeds meer in burgererven met een nieuwe woon- en bedrijfsfunctie, maar met behoud van gezicht en uitstraling.
fl007
Oude boerderij van familie Kok
collectie: Annie Verboom-Goudriaan
HET “NIEUWE” DORP
Na 1945 wordt er flink gebouwd in het dorp en krijgt het een echte kern. In het begin vooral voor Nieuwerbruggers en de inwoners van Rietveld, Barwoutswaarder en Waarder, vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw komen er ook mensen van buiten de directe omgeving. Na de gemeentelijke herindeling van 1964 valt bijna de hele Brandschouwerij Nieuwerbrug onder de gemeente Bodegraven met grenzen bij Woerden die dwars door de polders de Bree en Bekenes heen gaan. De inwoners blijven actief met een eigen dorpshuis, dorpsblad, school, kerken, verenigingen en dorpsvolks(?) vertegenwoordiging.
brn001Nieuwbouw Burgemeester Bruntstraat
collectie: Cees Brouwer
REPUBLIEK AAN DEN RIJN
Het karakter van het dorp verandert daardoor ook. Behalve de inwoners die hun wortels in de directe omgeving hebben komen er mensen van “buiten” die forensen,  beide groepen met elk hun eigen aard. Zij vinden elkaar  als ze bedreigingen van het gemeenschappelijk dorpsbelang ervaren en om zaken aan te pakken die anders blijven liggen, waardoor de onderlinge binding versterkt wordt. Op deze manier uit zich nog steeds het onafhankelijkheidsgevoel, de daadkracht en de zelfredzaamheid. Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug: de “Republiek aan den Rijn” dankt zijn bestaan aan haar inwoners .
pe002
Bestuur Groene Kruis met wijkverpleegkundige en huisarts
collectie:  Cees Brouwer