Gemeentelijk monument, Barwoutswaarder 85
Barwoutswaarder85 2014 JvdB
Barwoutswaarder 85 in 2014.

Jan Bouthoorn wordt op 9 maart 1772 in Bekenes geboren en woont in 1832 al op deze plek. In de eerste helft van de negentiende eeuw is er hier dus al een oude boerderij, met soms één huisnummer: Bekenes 57, later 100, soms twee 100 en 101. Er staan twee boerderijen vlak naast elkaar, eerst wordt voor de rechtse een nieuwe gebouwd een stukje westelijker, nu nummer 87. Rond 1898 wordt voor de linkse een nieuwe boerderij gebouwd. De huidige bewoner, nu Barwoutswaarder 85, vindt het wonen in een oud monument geen onverdeeld genoegen: “Wonen in een monument geeft meer last dan lust. Dubbel glas is bijvoorbeeld niet mogelijk.” Of met de woorden van een makelaar in cultureel erfgoed: Het aan regels gebonden beheer en de kosten van exploitatie maken gebruik van een monument niet aantrekkelijk.

Geschiedenis gebruik en bewoning
In 1832 is Jan Bouthoorn eigenaar van twee naast elkaar gelegen boerderijen en al het omliggende land. De percelen oostelijk van de boerderij zijn dan volgens het kadaster al boomgaard en het bedrijf heeft ook percelen weiland, hooiland en bouwland. Jan en zijn echtgenote Cornelia Kok beheren het bedrijf, de weduwe met haar zoon Lourens Bouthoorn en diens vrouw Elizabeth Verkuil blijven, na de dood van Jan in 1842, op de boerderij tot 1867.
Dan komt, als eerste van het geslacht Kool, Jan Kool uit Maartensdijk met Maagje Oskam uit Harmelen er boeren. Na Jan komen zoon Teunis en kleinzoon Willem. Willem is ook bestuurslid van de polder Barwoutswaarder. Zijn dochter Dieuwertje en Jan Spek nemen als laatste van de familie Kool in 1956 de boerderij over.
In de vorige eeuw bestaat het bedrijf uit melkveehouderij met fruitteelt, legkippen en wat hokken mestvarkens. De eieren gingen naar de veiling in het Grauwe Paard in Nieuwerbrug en later naar die in Woerden.
Nadat zij de boerderij hebben overgenomen legt Dieuwertje zich toe op de kaasmakerij en is op de Woerdense kaasmarkt bekend om de eerste kwaliteit kazen van wel 24 kg. Jan is specialist in het fokken van beren die landelijk verkocht worden, daarnaast heeft hij veel bestuurlijke functies. In de eenentwintigste eeuw is de boomgaard gerooid, en is het alleen een melkveehouderij die wordt gedreven door een opvolger. In die laatste tijd zijn land en melkrechten bijgekocht van buren die gestopt zijn met hun bedrijf.

Nieuwe wegen belemmeren de bedrijfsvoering
De laatste anderhalve eeuw is er geknaagd aan het land van de boeren ten zuiden van de Rijn en daardoor aan hun bedrijfsvoering. In 1877 wordt de spoorlijn Utrecht-Leiden aangelegd en raken boeren een deel van hun land kwijt. Belangrijker nog: hun percelen zijn nu doorsneden door de spoordijk, waar ze met hun vee en vervoermiddelen over moeten. Dat kan naast ongemak ook gevaarlijke situaties veroorzaken. In 2011 moeten in principe de boerenoverpaden verdwenen zijn. Herinrichting van land zoals westelijker komt in Barwoutswaarder niet van de grond. Voor de oorlog wordt de A12 aangelegd en een halve eeuw later weer verbreed. In 2013 wordt de zuidelijke randweg naar Woerden aangelegd. Er moeten daardoor nieuwe toegangen tot de percelen komen aan de zuidkant.

Nog meer boerende Bouthoorns en Koolen
Er woonden nog meer Bouthoorns in de buurt op boerderijen: in 1832 woont de weduwe van Bastiaan Bouthoorn, Aaltje van Vuren, op de boerderij die nu nummer 83 heeft, zij woont daar later in bij haar dochter Maria die getrouwd is met Jan van der Mel. Geertruij Bouthoorn is in die periode getrouwd met Jacob den Hollander en zit even verder op een boerderij.
Anthonie Frederik Kool uit de tweede generatie boert rond 1900 ook in Barwoutswaarder. In de twintigste eeuw zit een naamgenoot en neef uit de derde generatie, en afkomstig van de boerderij, op het boerenbedrijf Korte Waarder 17, nu het Thomashuis. Hij is na de oorlog bestuurslid en later voorzitter van de polder Westeinde van Waarder. Zijn zoon Teunis Kool stopt daar met boeren en gaat elders verder.
 
Barwoutswaarder85 1946 Sp
Schilderij van Jac. Graafland uit 1946. Rechts de silo voor kuilgras met metalen draaikap. Wagen/veeschuur daar achter is nog in oude staat.
collektie Spek (uitsnede)

Barwoutswaarder85 1978 Sp
Mevrouw Spek maakt kaas.  1978. Collectie Spek.

Gebouw
Dit gemeentelijk monument is een nabij de weg gelegen langhuisboerderij met rieten zadeldak waarin mooie halfronde dakkapellen, zogenaamde olifantsogen, en ajourgesneden topgeveldecoratie dat dateert uit ongeveer 1898. Karakteristiek is de symmetrisch ingedeelde voorgevel met vier lichtgetoogde vensters met glas-in-lood bovenlichten op de begane grond en een bijzonder engelenvenster met accoladeboogvormige bovenlichten op de verdieping. De boerderij vormt in samenhang met het links naastgelegen zomerhuis en de hooiberg, een waardevol en karakteristiek onderdeel van de boerderijstrook langs de weg Barwoutswaarder in Bekenes. Het beeld wordt nog versterkt door de rechts naastgelegen, nagenoeg identieke, maar soberder uitgevoerde boerderij, Barwoutswaarder 87.

Barwoutswaarder85 2014
Barwoutswaarder 85 en 87. 2014
 

Laatst bijgewerkt op: 12-9-2014
 

Roemers (wijnglas), 1600-1650
vo006
Dit fragment van een roemer is gevonden binnen de grachten van het Hof te Waarder. Hieraan kan men de welvaart van de Johaniter Orde, die deze commanderij bezat, aflezen.

Een roemer is een wijnglas, in het bijzonder voor witte wijn, met een bolle kelk en een brede, holle stam die van noppen is voorzien. De afwerking van de noppen kon per glas verschillen: vaak zijn ze gestempeld in een braamvormig motiefje of uitgetrokken in een puntje, een doornnopje. Ook zijn ze vaak in de vorm van druiven uitgevoerd. Meestal is de roemer groen van kleur.
De noppen dienden ter versiering, maar hadden ook een heel praktisch doel: ook met vette vingers glijdt het glas niet uit je handen. Zeker nuttig in de 17de eeuw, toen bestek nog niet zo gangbaar was.
De naam is afkomstig van het duitse woord Römer, dat Romein betekent. Andere lezingen zijn dat de naam afkomstig is van het Nederrijnse woord römmen, dat bluffen betekent.
De roemer heeft zich vanaf circa 1500 in Duitsland uit de berkemeyer, het 15de eeuwse noppenglas, ontwikkeld en werd oorspronkelijk uit bosglas vervaardigd. De oorspronkelijk smalle bovenrand ontwikkelde zich tot een hoge ronde of eivormige cuppa waardoor een glas ontstond met een op een gesponnen voet rustende, holle stam die met punt- of braamnoppen is bezet, en met een omgelegde ring de cuppa draagt.
De noppen op de stam van een roemer ontstonden door kleine hoeveelheden gesmolten glas op de stam te druppelen. Ze konden op verschillende manieren worden afgewerkt.
Het glas was populair in Duitsland en de Nederlanden. Tot in de huidige tijd worden roemers geproduceerd. We kennen de roemer vooral uit de 17e eeuw, waar ze een statussymbool was dat ook vele schilderijen sierde.

 
vo006 voorbeeld2Voorbeelden van twee soorten roemers

vo006 voorbeeld1
Voorbeeld van roemers in een stilleven.
Willem Claesz Heda, 1635

Nieuwerbrug lag tijdens het Rampjaar 1672 aan het front van de Oude Hollandse Waterlinie, die het Franse leger van koning Lodewijk XIV moest tegenhouden. Hier lagen twee schansen, die onderdeel waren van het hoofdkwartier van prins Willem III. Op de plaats van het huidige Fort Wierickerschans een eindje richting Bodegraven lag nog een derde schansje. Via de gratis Time Switch-app op je smartphone of tablet komen de twee Nieuwerbrugse schansen weer tot leven. Kijk om je heen en zie vanaf vier punten hoe het er daar in 1672 uit heeft gezien. Bekijk op iedere locatie een filmpje, waarin gebeurtenissen uit het rampjaar tot leven komen.
Download 'Nieuwerbrug 1672' gratis via de App Store of Coogle Play.

Lees meer...

Afbeelding niet beschikbaar


Opvolger van de Molkerschans. Gravure van L. Sylvius uit 'Historien onses tijds, behelsende saken van staet en oorlogh'.1685 collectie: Michiel van de Burgt

Toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1672 werd aangevallen door de de koningen van Frankrijk en Engelad en de bisschoppen van Munster en Keulen, liet men delen van Holland en Utrecht onder water lopen, om zo de vijand te weren. Zo lagen de weilanden tussen de Enkele- en de Dubbele Wiericke onder water, net als de polders Weijland en De Bree. Om het water tegen te houden, kwam er in Nieuwerbrug een dam in de Rijn en bleef de sluis bij Bodegraven gesloten.
Op zwakke plaatsen in Waterlinie werden forten opgeworpen.

In Nieuwerbrug was de bevaarbare Rijn en haar hoge dijken een zwakke plek. Fort Nieuwerbrug, een verwaarloosde, Spaanse schans uit de Tachtigjarige Oorlog, werd daarom opgeknapt door kwartiermeester
-generaal kolonel Moyses Pain et Vin. Aan de overkant van de Rijn verrees de kleine dijkpost Molkerschans. De Molkerschans lag ongeveer op de plaats waar nu de Bethlehemkerk staat en stond onder leiding van luitenant kolonel Feullana. Om goed zicht te hebben op de naderende vijand, werden enkele huizen in het dorp afgebrand.
Vanuit dit 'Quartier aan de Nieuwerbrugge' commandeerde kapitein-generaal Prins Willem III de gehele Hollandse Waterlinie. Zijn regimenten lagen aan de andere kant van de linie, bij de Enkele Wiericke gelegerd. Ook hier kwam een kleine schans.
Maar in de winter kwam het Franse leger over het ijs voorbij Nieuwerbrug. Toen Pain et Vin zag, dat ze Bodegraven in brand hadden gestoken, evacueerde hij de twee forten voor de Franse overmacht. De verdedigingswerken waren namelijk open aan de Bodegraafse kant. Op hun terugtocht naar Woerden staken de Fransen alle gebouwen tussen Goudsesluis en Nieuwerbrug in brand. Ook de fortificaties werden hierbij verwoest.

Na de ramp
Na deze ramp lieten de Staten van Holland het huidige Fort Wierickerschans bouwen, op de plaats van zijn legerkamp bij de Enkele Wiericke. Ook verrees het stervormige Fort Nieuwerbrug aan de Dubbele Wiericke en verving men de Molkerschans door Fort Pain et Vin.
De forten Nieuwerbrug en Pain et Vin werden na enkele jaren al verbouwd en hebben tot 1816 dienst gedaan als voorposten van Fort Wierickerschans. Daarna zijn ze opgeheven en afgebroken.

Jacobakannetje, na 1500
vo003
Dit is het onderste deel van een zeer klein, geglazuurd Jacobakannetje met golfvoet. De hals en het oor ontbreken. 

Dit kannetje is gevonden door Frits Klaster op het voormalige land van de Hof te Waarder, op de hoek van de Molendijk en de Korte Waarder. De commandeur van de Johanniter orde, of zijn personeel hebben hier waarschijnlijk uit gedronken.

De naam van dit draaischijfaardewerk is ontleend aan een 17de-eeuwse opgraving, waarbij men in de slotgracht van het Duitse kasteel Teylingen een groot aantal van deze kannetjes vond. Sindsdien doet het verhaal de ronde dat gravin Jacoba van Beieren (1401-1436), die haar laatste levensjaren doorbracht op het kasteel, uit verveling vele van deze kannetjes draaide. Vervolgens zou ze die dan uit het raam in de slotgracht gegooid hebben, wat zou verklaren waarom er juist daar zoveel kannetjes teruggevonden zijn.
ka001d2 k
Hoff te Waerder op kaart van groot Waterschap van Woerden rond 1670.

vo003 voorbeeld1 voorbeeld van een Jacobakannetje
Laatst bijgewerkt op: 22 juni 2013

bronnen:
www.geheugenvannederland.nl
Frits Klaster, vinder
P.F.A. van Grinsven (AWN)

Van oudsher lopen de grenzen van de Brandschouwerij Nieuwerbrug gelijk met de poldergrenzen waarin ons dorp ligt. Eén adres dat ligt binnen de grenzen van de Weijpoortpolder, heeft als adres: Zuidzijde 132, het Fort Wierickerschans. In alle grensomschrijvingen van de Brandschouwerij staat ook "tot en met het Fort Wierickerschans".

Vijand zakt door het ijs bij Zegveld

Woerden geplunderd, Bodegraven uitgemoord. Het Groen hart vormt in het Rampjaar 1672 het slagveld van de strijd tegen de Fransen. De gids Vestignsteden van Goud laat zien waar de kanonnen stonden, waar de vijand lag en waar het bloed vloeide.

Hans-Paul Andriessen

Een snoer van elf vestingsteden, waaronder Schoonhoven, Oudewater, Gouda en Woerden. Tientallen forten, kastelen en vergeten slagvelden en honderden sluizen, kanaaltjes en bruggen. Daarmee  vormt de Oude Hollandse Waterlinie uit de Gouden Eeuw het grootste openluchtmuseum van Nederland.
En het mooie is dat die linie middenin de natuur van het Groene Hart ligt en waar een netwerk van wandel-, fiets- en vaarverbindingen het mogelijk maakt om van die linie te kunnen genieten.
Dat is de reden voor Jan van Es uit Kamerik en Bernt Feis uit Woerden er het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voorde Oude Hollandse Waterlinie over te schrijven. De eerste auteur is oud-journalist, de tweede oud-leraar geschiedenis en directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie. Beiden zijn geworteld in en verknocht aan het Groene Hart.
Het boek, 144 pagina's met volop kaartjes, foto's en leuke weetjes, vertelt de geschiedenis en hoe die je als wandelaar tegenkomt in dit 'openluchtmuseum'. In elk van de elf steden voert een 3 kilometerslang rondje de wandelaar langs de meest interessante plekken. Voor de lange-afstandswandelaar is er het 109 kilometerslange Waterliniepad langs heel de linie en er staan ook nog drie thematische wandelingen in: de Vestingstedenroute, de Twee Provinciënroute en de Rampjaarroute.
Aartsvijanden
Als Bernt Feis het verhaal van de Oude Hollandse Waterlinie in een notendop wil vertellen, neemt hij het Rampjaar 1672 als vertrekpunt. „Het meest dramatische jaar uit de geschiedenis van Nederland, dat heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Onze aartsvijanden Frankrijk en Engeland sluiten een verbond om de Republiek gezamenlijk aan te vallen. Duitse bisschoppen sluiten zich daarbij aan. Op dat moment, we zitten in de tweede helft van de Gouden Eeuw, zijn we het rijkste land van de wereld. Om die rijkdom is het de aanvallers te doen. Met Amsterdam als hoofdprijs. Daarnaast speelde gekrenkte eer een rol bij de aanvallers."
De Franse Zonnekoning Lodewijk XIV valt met een leger van 120.000 man binnen. „Een voor die tijd onvoorstelbaar groot leger, dat als een stoomwals met een snelheid van 3 kilometer per dag optrekt. Alle dorpjes worden helemaal kaalgevreten. Iedereen moest geld betalen aan de Fransen, anders werd je boerderij of kasteel in brand gestoken. .Er werd geplunderd en gemoord."
In het oosten openen twee Duitse bisschoppen het vuur: die van Munster krijgt in de vaderlandse geschiedenisboekjes de naam Bommen Berend, omdat hij bommen van een enorm kaliber op de stad Groningen afvuurt. En vanaf zee wordt het land aangevallen door de machtige Engelse vloot. Dat leidt tot vier zeeslagen, waarbij admiraal Michiel de Ruyter uiteindelijk een Engelse invasie weet te voorkomen. Maar zover is het nog niet.
Redeloos, radeloos, reddeloos
Feis: „Als op 12 juni de Fransen bij Lobith de Rijn oversteken, ontstaat enorme paniek. Volgens een gezegde is 'het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos'. Op 21 juni, negen dagen later, is Utrecht veroverd en het Hart van Holland, met Amsterdam en regeringscentrum Den Haag ligt helemaal open. Het leger van de Republiek, met de 22-jarige prins Willem III als kapitein-generaal, staat er dramatisch voor. Willem bivakkeert op dat moment bij Nieuwerbrug, maar weigert zich over te geven. Hij heeft dan nog slechts één wapen: het water."
Al tijdens de strijd tegen de Spanjaarden, in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), hebben de Hollanders stukken land rond steden onder water gezet als verdediging. Het gaat dan om een laag van maximaal een halve meter. Varen kan dan alleen met hele kleine en lichte bootjes, niet geschikt voor troepenverplaatsing. Doorwaden is ook lastig, zeker omdat sloten en kanalen onzichtbaar zijn. In de jaren daarna leggen de twee rijkste provincies Holland en Zeeland een waterlinie aan als een cordon om Holland. „Utrecht vond het plan te duur", zegt Feis. „Daar hebben ze later enorme spijt van. De stad is door de Fransen zwaar geplunderd."
Inundatie
Die natte verdedigingsgordel, de waterlinie, wordt in juni van het Rampjaar in allerijl in gereedheid gebracht. Feis: „Sluizen worden opengedraaid en dijken en kades doorgraven. Bij Naarden wordt de zeedijk doorgestoken. Bij Gouda wordt later de Mallegatsluis opengezet De meeste Gouwenaren en zeker de boeren zijn daar helemaal niet blij mee. Ze zien hun oogst verloren gaan en moeten snel hun vee in veiligheid brengen. Hun huizen zijn van leem en riet. Die gaan na drie dagen drijven. Boeren gaan 's nachts de boel saboteren. Sluizen onklaar maken, dijken versterken. Of ze kopen soldaten om. In Nieuwpoort is het stadhuis gebouwd over de sluis die de hele Alblasserwaard onder water kan zetten. Dat hebben ze niet gedaan om de sluis tegen de Fransen te kunnen verdedigen, maar tegen de eigen boeren. De inundatie, die zowat twee jaar duurde, zorgt voor een vluchtelingenstroom uit deze gebieden. Het gebied raakt voor een deel ontvolkt, dat blijkt onder andere uit doopregisters."
Ook door de droge zomer en technische problemen duurt het tot juli 1672 voordat het water op de meeste plaats op het juiste peil staat. Pas in de herfst staat het water van Amsterdam tot bijna aan 's-Hertogenbosch. „Intussen proberen de Fransen vanuit Utrecht met kleine eenheden op te rukken richting de grote steden. Hun troepen dringen door tot Woerden, Montfoort, Oudewater en nog een reeks plaatsen. Maar daarachter stuiten de Fransen op de inundaties en achter dat water ligt het leger van prins Willem te wachten, een leger dat ongeveer 30.000 manschappen telt."
Sporen in de klei
„De prins zit in Alphen aan den Rijn. Hij heeft zijn hoofdkwartier in Fort Gouwsluis achter de Gouwe. Daar is nu niets meer van te zien. Daar ligt ook zijn admiraalssloep waarmee hij op de Oude Rijn naar Zwammerdam en Nieuwerbrug vaart om zijn troepen, die daar lagen, aan te vuren. Van daaruit doet hij nog een vergeefse uitval om Woerden te bevrijden. Dit leidt tot de Slag bij Kruipin, tussen Woerden en Kamerik, grofweg waar nu het Brediuspark ligt. In de bloedige gevechten, die vijf uur duren, sneuvelen rond de 2000 soldaten. Meer Fransen dan Nederlanders overigens. Maar de Fransen winnen wel en Woerden blijft in Franse handen. Het zou fantastisch zijn om op die plek opgravingen te doen. Het is kleigrond, dus daar moeten veel sporen te vinden zijn. Je zou de hele logistiek van die slag in kaart kunnen brengen", dagdroomt Feis.
Kantje boord
Terug naar 1672. Als de vorst invalt en de watervlakte bevriest, ruiken de Fransen hun kans. Eind december trekt 8000 man over het ijs richting Zegveld om een doorbraak te forceren.
„Maar de dooi komt de prins en zijn leger te hulp. Tijdens de overtocht van het Franse leger over het bevroren water van de Meijepolder wordt het ijs snel onbetrouwbaar. Soldaten zakken door het ijs, een twaalftal verdrinkt De Fransen kunnen ook niet verder naar Alphen optrekken omdat daar het leger van de prins zich heeft verzameld. De doorbraak is mislukt. Gefrustreerd trekken de Fransen zich via de oevers van de Rijn terug naar Woerden. Op de terugtocht worden Zwammerdam en Bodegraven door de Franse maarschalk Luxembourg uitgemoord. Hij houdt er verschrikkelijk huis. En na de plundering steken ze de boel in de fik. Dat is nog goed te zien aan de kerktoren van Zwammerdam. De onderste drie meter bestaat uit oude bakstenen, tot zo ver is ie afgebrand. Uiteindelijk druipen de Fransen af richting Utrecht."
Het Rampjaar, en het feit dat het kantje boord was, geeft een geweldige impuls om de verdedigingslinie te versterken. Nog in 1673 worden op strategische plekken verbeteringen uitgevoerd. Fort Wierickerschans, tussen Bodegraven en Nieuwerbrug, is er één van. In de decennia daarna worden de vestingen van onder meer Woerden, Oudewater en Schoonhoven versterkt tot hoe ze er nu uitzien.
Bernt Feis is als directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie al aan het vooruit kijken naar 2022, wanneer het Rampjaar 350 jaar geleden is. „We gaan veldslagen en zeeslagen naspelen met historische schepen en in kostuums uit die tijd. In Paleis Het Loo komt een grote tentoonstelling, er komen boeken. En we gaan praten met Hans Goedkoop, die voor de NOS die prachtige serie over de Tachtigjarige Oorlog heeft gemaakt. Ja, dit stuk van het Groene Hart komt echt centraal te staan, hier is het gebeurd."

EXECUTIE
Willem III stelt daad: kolonel onthoofd
Een van de vele opmerkelijke verhalen uit het Rampjaar is dat van kolonel Moïse Pain et Vin, huurling in het leger van de Republiek. Terwijl de prins in Alphen zit, bevindt Pain et Vin zich in de vooruitgeschoven post in Nieuwerbrug, waar de waterlinie met anderhalve kilometer op zijn smalst is. Die ligt tussen de Enkele en Dubbele Wiericke.
De kolonel laat hier een aarden wal oprichten richting Woerden, waar de Fransen zaten, en zet er kanonnen op. Maar de terugtrekkende Franse troepen komen juist vanuit de andere kant, de slecht te verdedigen kant. Pain et Vin realiseert zich dat hij afgesneden is van het leger van de prins en besluit de stelling te ontruimen. Hiervoor wordt hij opgepakt en voor de krijgsraad gebracht, die hem aanvankelijk levenslang geeft. „Prins Willem vindt dat niet genoeg", zegt Bernt Feis, directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie en co-auteur van het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voor de Oude Hollandse Waterlinie. „Om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, laat Willem hem in zijn hoofdkwartier in Alphen onthoofden. Later wordt hij in de Sint-Janskerk in Gouda begraven, waar je zijn graf nog steeds kan vinden."

Bron: AD Weekend dichtbij 13 april 2019