Het Johannieterplein is de nieuwe rotonde van de provincie Utrecht tussen de A12 en de Zuidelijke randweg van Woerden, in de provincie Zuid-Holland. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft deze naam gegeven.

  • DSCN2310
  • DSCN5091
  • DSCN5134
  • IMG_6112

sp001

Ramptoeristen bij de ontspoorde locomotief, 1902. Bron: Spoorwegmuseum

Hoe treurig het ook is dat een ijverig beambte, de hoofdconducteur J. Priem, jongste der in Utrecht gestationeerde treinchefs, hierbij het leven heeft gelaten, en dat drie mannen, de conducteur J.F. Hartman, de machinist Vermaak en een leerlingmachinist (stoker) allen min of meer ernstig, zij het niet levensgevaarlijk, gewond zijn, toch is het een gelukkig wonder dat er niet meer slachtoffers bij dit onheil te betreuren zijn. Want wie de ruïne gezien heeft en vernomen heeft wat er is gebeurd, staat versteld over de mechanische reuzenkrachten die hier, voor een ogenblik aan de tomen ontsprongen, dit vernielingswerk hebben aangericht.
De eerste trein uit Leiden naar Woerden moet te 6 uur 22 uit Bodegraven vertrekken en 4 minuten later de brug over de Dubbele Wiericke passeren, welke vrij druk bevaren water de verbinding tussen Rijn en IJssel vormt. De brugwachter woont met zijn gezin, en met een tweeden brugwachter, die dienst doet als de ander rust, in een huisje beneden aan de spoordijk aan de Rijnkant. Hij moet zorgen dat de brug voor de komst van de eerste trein dichtgedraaid is, is de brug gesloten, dan staat het sein vanzelf veilig, is zij open dan staat het onveilig. Uit het station Bodegraven wordt vooraf telegrafisch aan de brugwachter gevraagd of de brug dicht is, en de brugwachter moet daarop uit het blokhuis aan de overkant van zijn woning antwoorden, waarna de stationchef te Bodegraven of diens plaatsvervanger de trein laat vertrekken.
Maar gisterochtend had de brugwachter zich verslapen, naar hij verklaart, omdat zijn wekker niet is afgelopen. De telegrafische vraag of de weg veilig was bleef dus onbeantwoord. Toch liet men de trein uit Bodegraven vertrekken. De machinist reed in de mist en schemering door het onveilige sein, waarin geen licht brandde en toen gebeurde het onheil.
De brugopening tussen de hoofden over het water gemeten is zeven meter. Over deze afstand sprongen de machine met tender, een bagagewagen en twee derdeklasrijtuigen heen, een rijtuig eerste en tweede klasse zakte precies tussen de hoofden in en bleef daar, van achteren rusten op de buffers, boven het water hangen, de overige wagens bleven op de rails voor de brug staan.
De locomotief, losgebroken van de tender, stoomde nog een 100 m door en sloeg toen van de dijk waar zij ondersteboven kwam te liggen, met de wielen in de hoogte, vlammen en stoom uitblazende. Een 40 m daarvoor vlak tegenover het wachtershuis, maakte de tender een ommezwaai in de lucht en viel toen, met de voorkant naar achteren een eindweegs diep in het talud, de bagagewagen sprong daar bovenop, de brugwachterswoning dreigend te verpletteren en op gestopt tegen dit gevaarte schokten de 3e klas rijtuigen stil tot aan de assen in het zand dringend.
Verbijsterd schrok de brugwachter van het gedaver uit zijn bed, hij zag de reuze ruïne van verpletterd hout en ijzer zich hoog boven de vensters van zijn huisje verheffen, hij zag de felle vuurgloed, hoorde het gesis van stoom en water... ,,Ik dacht dat de wereld verging'', zei hij. Half gekleed vloog hij zijn woning uit, wilde om hulp seinen, maar het blokhuis aan de overkant was weggeslagen. En toen snelde hij door naar het station Woerden om de ramp te vertellen.
Inmiddels hadden de enkele reizigers zelf de portieren geopend en ongedeerd, een enkele met een schram, kwamen naar het brugwachtershuisje. Daar kwam weldra ook de gewonde machinist heengelopen. Hij was, hoewel hevige pijnen lijdend, volkomen bij zijn bewustzijn, maar hoe hij op de dijk geslingerd was, wist hij niet. Hij dacht dat de stoker en hij toen de machine van de tender was gebroken, daartussen in het zand waren gevallen.
De stoker lag daar nog, mede gewond. Maar men miste de hoofdconducteur en de conducteur. Zij werden gevonden in de saamgedrukte bagagewagen tussen de remkast gedrukt. De hoofdconducteur - vreselijk verminkt - bleek reeds overleden te zijn, de conducteur moest worden uitgezaagd.
Er waren behalve het treinpersoneel, slechts acht passagiers welke geen van allen gedeerd zijn. Maar wat allen een gelukkig wonder prezen was: zo weinig slachtoffers bij zo'n ramp! Als het morgens eens gebeurd was met de volle trein voor de Woerdense markt, met de wagens vol verlofgangers in verband met Kerstmis.
De gewonde conducteur werd naar Utrecht en de machinist en de stoker naar Leiden vervoerd. Heel spoedig kwam hulp opdagen, wegwerkers, politie, doctoren uit de aangrenzende gemeenten, die de gewonden in de brugwachterswoning verbonden. Weldra verschenen ook de burgemeesters van Waarder en Bodegraven. En na enige tijd kwamen treinen uit Utrecht met spoorwegautoriteiten, de officier van justitie , rechter-commissaris en substituut-griffier, het nodige personeel en werktuigen.
Verwonderlijk is het zo snel de mare van de ramp zich ver in de omtrek verspreid had. 's Morgens vroeg al en de hele middag door tot 's avonds kwamen de honderden op fietsen, met rijtuigen en tilburies of in rijen achter elkaar gemarcheerd. langs de drassige landwegen en over de Rijndijken uit Leiden, Utrecht en Gouda, waar haast geen voertuigen meer te krijgen waren. En de slappe weide aan de Wiericke waar ze allen overheen moesten om bij de brug te komen was door die honderden zo verweekt, dat de boeren erin vastzogen met hun klompen en de dames er tot over haar enkels in wegzakten.
Toch was het een gedrang van nieuwsgierigen langs de oever en aan het einde van hun verre tochten waren ze zo opgewekt te moede, alsof het een zomerse picknick gold. In Nieuwerbrug, in 't Grijze Paard ('t Grauwe Paard, nu De Florijn red.), had de waard van zijn leven zulke goede zaken niet gemaakt en hij kon niet laten 't telkens glunder te herhalen dat de een zijn dood toch de ander zijn brood is.

In het personenverkeer werd vrij spoedig voorzien. Met bewonderenswaardige snelheid werd naast het hangende rijtuig een houten voetbrug met leuningen over het water gelegd. Nu kwamen treinen uit Bodegraven en Woerden tot de plaats van het ongeluk door, de reizigers stapten over, bagage en postzakken werden gedragen en de treinen keerden terug, geduwd door de locomotieven. Op deze wijze behoefde geen enkele trein te worden opgeheven maar wel was de vertraging natuurlijk aanzienlijk. Het goederenverkeer was daarentegen de gehele dag gestaakt.Het terrein des onheils heeft vooral met de Kerstdagen veel belangstelling getrokken. Op 29 december lezen we: ,,De hulpbrug is gereed zodat de treinenloop thans weer ongehinderd kan geschieden"

Overgenomen uit Heemtijdinghen 8ste jaargang nr. 4 en 9de jaargang nummer 1

Lees meer op het net >>

sp006 Locomotief naast de spoordijk, voor de brugwachterswoningen.
sp005 Opruimploeg.
sp010 Pasagierswagon hangt boven de Wiericke.
sp004

Bouw van de noodbrug.

sp002 Noodbrug is klaar.
sp009
sp007
sp011

sp001 Ramptoeristen in het dorp.

Laatst bijgewerkt op: 28-08-2013

Bronnen:
-De Ingenieur 19e jaargang (1904) bladz. 47
-Heemtijdinghen 8ste jaargang nr. 4 en 9de jaargang nummer 1
-Spoorwegongevallen in Nederland 1839-1993, Haarlem, Schuijt & Co, 1993
-Verslag van de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten 1902, bladz. 169;

Op het net:
Spoorlijn Leiden Woerden

Weijland20 Armengoed RCE 01 1974
Weijland 20 in 1974. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De huidige boerin is op deze boerderij geboren. De familie heeft het bedrijf uitgebouwd en boert nu op totaal 30 ha met koeien, schapen en varkens. De huisstal is ingericht voor het jongvee. 

Geschiedenis
Al in 1724 is sprake van een boerderij hier. Een en ander blijkt ook uit het verhaal, dat schuil gaat achter de naam Armengoed. Op 20 april 1741 schonk de Rietveldse landeigenaar Pieter Keijzer de boerderij aan de arme ingezetenen van Rietveld en de Bree. De opbrengst van de boerderijhuur minus onderhoud en belastinggelden moest ten goede komen aan de armen. Aangezien er nu geen armen meer zijn, wordt er ieder jaar met Kerstmis een deel van de opbrengst aan de weduwen geschonken. Zo pacht de familie Van Schaik sinds 1986 deze boerderij van Stichting Het fonds Pieter Keijzers Armen van Rietveld en de Bree.

Gebouw
Boerderij, tweede kwart 19 eeuw met vlechtingen in de puntgevel en rieten wolfsdak. Vensters met zes- en vierruits schuiframen en een groot bijzonder rosetvenster.
Boven de huisstal, op de til, is nog een bedstee.

bron: verlichtte boerderijenroute. 2009

Weijland20 Armengoed RCE 11 1974 Weijland20 Armengoed RCE 10 1974

Hooikap en stal. 1974. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Weijland20 Armengoed RCE 1967 Melkbussen aan de weg. 1967. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Weijland20 Armengoed RCE 02 1974
Oostkant. 1974. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Weijland20 Armengoed RCE 03 1974
Westkant. 1974. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Weijland20 Armengoed RCE 04 1974
Voorgevel. 1974.
Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Laatst bijgewerkt op: 12-9-2014
kaart 1873
Topografische kaart Bodegraven 1873

kaart 2012
Kaart omgeving Nieuwerbrug aan den Rijn 2012
logo republiekaandenrijn
Deze informatie ik ook te vinden op borden in de open ruimte rond Nieuwerbrug.
Deze zijn geplaatst door de
Republiek aan den Rijn.
De Rijn maakt het land
Vader Rijn was een woest stromende rivier die het water van het hoger gelegen gebied afvoerde en in duizenden jaren strijd met de zee, aan zijn wisselende oevers dikke lagen klei en zand achter liet. Tussen zijn rivierarmen ontstonden moerassen, veenpoelen, oude kreken, rivieren en stroompjes.  Voor de Romeinen was de brede Rijn de noordgrens (de Limes) van hun Wereldrijk. Ze gebruikten de rivier om handel te drijven met andere gebieden en de verbindingen te onderhouden met hun versterkingen. Op de zuidoever liep de grensweg met castella, wachttorens en bruggen.  Op de oeverwallen en de rivier was al (scheepvaart)verkeer tussen het binnenland en het kustgebied mogelijk.  In onze streek was er in de Romeinse tijd geen permanente bewoning op de hogere delen.
toren
Romeinse wachttoren in rivierenlandschap
Tekening: Judith van Heel
De mensen maken het landschap: ontginning
Ongeveer 1000 jaar geleden gaf de keizer van Duitsland de bisschop van Utrecht toestemming voor de ontginning van de woeste grond. In deze omgeving als eerste op de klei van de oeverwal tussen de Rijn en het veenstroompje de Bekenes.  Wat bredere percelen waterden daar vanzelf door slootjes en via duikers op de Rijn af. Vanaf de westkant gaf later ook de graaf van Holland die toestemming.  Op Bekenes ontstond blokvormige verkaveling op de oeverwal. Later werden het smalle verkavelingen die ook het veen in gingen. Dit leidde tot het “slagenlandschap”.  Eerst was de achtergrens vooraf niet bepaald (vrije opstrek), later waren het vaak “copeontginningen”. In dat geval sloot de graaf of bisschop een contract (cope) met een groep kolonisten om een stuk woeste grond te mogen ontginnen. Landmeters zetten percelen met vaste maten uit.  Bomen werden weggehaald en afgebrand. Sloten, haaks op de Rijn of andere wateren, zorgden voor de natuurlijke afwatering.  Op de oude kaart is goed te zien dat de achterkades van de ontginningen vanaf de Rijn en de Meije elkaar raakten en varieerden in lengte. Vaak bouwde de ene ontginning voort op de andere.
kaart 1615 k
Polder Bekenes, 1615
Collectie: Hoogheemraadschap
van Rijnland
Door samenwerken ontstaat karakter: de polders
De eerste ontginningen waren altijd gezamenlijke projecten. De Rijn of een veenriviertje diende als uitgangspunt van een ontginning. Rond 1365 werden al bestaande weteringen langs de polders doorgetrokken om het water van de Oude Rijn snel naar de IJssel af te kunnen voeren: de Enkele en Dubbele Wiericke.  Binnen de polders werkten de boeren steeds meer met elkaar samen, ook in polderbesturen. Voor het grotere gebied werkten daarnaast al voor 1322 de polders in het Groot Waterschap van Woerden samen.  Vanaf 1995 is het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden verantwoordelijk voor onze droge voeten, schoon water en veilige dijken.  Onze betrokkenheid is nu het betalen van de waterschapslasten en eventueel het schonen van een sloot en het kiezen van bestuurders.
pe004 k
Polderbestuurders Barwoutswaarder ca
en Papekop& Diemerbroek bij nieuw
motorgemaal, 1929
Collectie: Regionaal Historisch Centrum
Rijnstreek en Lopikerwaard
Lager en lager: inklinken
Het land kwam door het afgraven van de klei voor pan- en steenfabrieken en door inklinking van het veen langzamerhand steeds lager te liggen.  Daardoor liep het water niet meer op een natuurlijke manier weg. Op kunstmatige manier moest het water daarom afgevoerd worden door menskracht of paardenmolens en later door windmolens die langs de Oude Rijn en de beide Wierickes stonden. De voorvlieten zijn nog steeds zichtbaar in het landschap. Molens en stoomgemalen hebben plaats gemaakt voor computergestuurde gemalen.

ba001 k

Werkzaamheden aan sluis en brug
bij gemaal Barwoutswaarder, 1916
Collectie: Regionaal Historisch
Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard

En de boer hij ploegde voort: van koe tot kaas
Sinds de ontginning van het veenmoeras 1000 jaar geleden is het gebied rond Nieuwerbrug aan den Rijn erg veranderd. Boerderijen werden in linten op de oeverwallen gebouwd, meestal aan het begin van de percelen en soms dieper het land in.  Het landschap was gevuld met houtwallen, hoogstamboomgaarden en bosjes, tarwevelden en hennepakkers. Na de inklinking van het veen en het afgraven van klei was de grond eigenlijk alleen nog geschikt als grasland en ontstonden steeds meer melkveebedrijven. De percelen zijn grotendeels hetzelfde gebleven, de kaart is in die eeuwen niet veranderd, maar nu zie je bijna alleen maar grasland en maïsvelden. Een landschap van “gras en wolken, wilgen, wind en water” verandert mede onder druk van de oprukkende bebouwing van Woerden en Bodegraven in een gebied van “water, weide, wonen, werken en recreatie.”
pe003
Cornelia Moons-van Kasbergen
maakt kaas op de boerderij aan
het Weijland, rond 1940
Collectie: Kaasmuseum Bodegraven
En de boer hij ploegde voort: de verandering van de boerderijen
De kleine boerenbedrijven waren aanvankelijk ongeveer 14 ha groot.  Daar werd met zeis, hooivork en mestriek, paard en wagen, mestpraam en baggerbeugel, het land bewerkt. De boeren en boerinnen verwerkten in de zomer de melk veelal tot kaas en boter.  Dat is nu nog  te zien aan het opkamertje van de boerderijen met daaronder de kaaskelder. De laatste 50 jaar worden steeds meer koeien op steeds grotere bedrijven van 40-60 hectare en in steeds grotere stallen gehouden. Technologisch hoogwaardige en snelgroeiende melkveehouderijen met vernuftige tractoren en landbouwmachines. De hoornloze koeien worden gemolken met behulp van geavanceerde melkmachines of door melkrobots.  In het landschap zie je nu in plaats van de oude hooibergen, de moderne sleufsilo’s en in plastic verpakte balen voer. De boer heet nu een agrarisch ondernemer, producent van melk (en kaas!) en beheerder van het landschap.
hennep
Hennep roten en drogen op
het land, schilderij G. van de
Heuvel 1784
Collectie: Nederlands
Openluchtmuseum Arnhem

Speciaal aan deze straat is dat het een oost-west verbindingsweg is. Er zullen waarschijnlijk geen huizen aan komen te staan.

Wie zijn toch die geheimzinnige kapelmeesters waarnaar deze straat is genoemd? Waren ze zo belangrijk dat er een straat naar moest worden genoemd? Bekend is dat ze tot in de negentiende eeuw eigenaar waren van een stuk land aan de huidige Graaf Florisweg waarop later de school is gebouwd. Zij waren in het begin ook bestuurders en waarschijnlijk oprichters van die school. De naam Kapelmeesters duidt er op dat ze bestuurders waren van een kapel, zoals Kerkmeesters van de kerk en Bruggemeesters van de tolbrug. Een kapel in Nieuwerbrug kennen we van een oud kaartje uit 1578 en een latere afbeelding waarop bij de tolbrug en een kerkje of kapel staat. Over hoe die daar gekomen is kunnen we alleen maar naar een zo goed mogelijke verklaring zoeken.

Door de brug over de Rijn is een zelfstandige economische gemeenschap ontstaan rond de brug. De ondernemende Nieuwerbruggers wilden misschien wel meer, een religieuze kant geven aan die gemeenschap. Zelfstandig en onafhankelijk van de parochiekerken van Waarder, Woerden en Bodegraven. Dat kon in die tijd: een stuk grond bij de brug, een kapel er op gebouwd en een eigen geestelijke aangetrokken. In die tijd waren er genoeg lagere geestelijken met een minimaal inkomen die hier wel wilden komen werken.

Na de Reformatie rond 1575 kon de kapel blijven als school. De geestelijke kon als schoolmeester aan de slag om de kinderen lezen, schrijven, de psalmen en ook rekenen te leren. De kapelmeesters bleven, nu als schoolbestuur.

Werkgroep Republiek aan den Rijn: Judith van Heel, Jan van Rooijen, Jan van de Burgt

  • IMG_6132

geopend voor reizigers: 1 juli 1879 (als proef)
gesloten voor reizigers: 15 mei 1935 (officieel)

De halte Waarder is als proef geopend op 1 juli 1879. Er werd vergunning gevraagd om de dienst te laten mogen uitvoeren door een vrouw. De halte werd gesloten op 15 mei 1934 (officieel op 15 mei 1935). Het perron lag aan de noordzijde van het spoor. In 1894 werd aan de noordzijde bij de overweg (huidige Molendijk) een abri gebouwd, met kaartverkoop.
Woning 2 a-b stond ten zuidoosten van de overweg en werd in 1934 afgebroken; de abri ging in mei 1936 tegen de vlakte. In 1907 werd nabij wachtpost 1 bij de halte een houten wachthuisje gemaakt.
Betekenis heeft de halte onder meer gehad voor boeren in de omgeving die vrijdags en zaterdags naar de markten in resp. Leiden en Utrecht gingen.

Vaders Wens, familie en meubelmakersbedrijf W.Mulckhuyse
Weijland9 VadersWens Mh 2014 groot
Rijksmonument Vaders Wens, Weijland 9. 2014

Twee grote kreeftankers en een kleine jaarsteen van 1791 sieren de voorgevel van dit rijksmonument. Tot 1992 was de boerderij in bedrijf, nu is het een woonboerderij, gerestaureerd met oude materialen naar de huidige woonmaatstaven. Bijzonder is dat de binnenmuren zijn gepleisterd met leem en de verwarming geschiedt door een houtgestookte leemkachel. Er wordt gekookt op een oud fornuis. Op zolder is nog de grote rookkast aanwezig in het schoorsteenkanaal en in de woonkamer zijn de drinkbakken van de koeien nu decoratieve elementen. De granito vloer van de kaaskamer is weer in ere hersteld en het bijzondere boenhok met zadeldak en stervenster wordt gebruikt als buitenkeuken. Ook bij de bouw van de nieuwe meubelmakerswerkplaats, overigens keurig verborgen in het groen en achter de boerderij, is gebruik gemaakt van natuurlijke materialen zoals veel hout en heel bijzonder een sedumdak begroeid met 7 soorten sedum. Er worden maatwerk meubels en keukens geproduceerd. In de werkplaats kunt u zien hoe dat in zijn werk gaat en wat er allemaal mogelijk is op dit gebied.
 
Deze boerderij met bijgebouwen is een voorbeeld, hoe oude cultuurhistorische waarden van een boerderij, een rijksmonument zelfs, uitstekend kunnen samengaan met een nieuwe eigentijdse functie.

www.wim-mulckhuyse.nl

Weijland9 VadersWens Mu 2014 5 Weijland9 VadersWens Mu 2014 3

Weijland9 VadersWens RCE 1967 1967. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Weijland9 VadersWens Mu 2014 4 Sedumdak op werkplaats. 2014
Weijland9 VadersWens Mu 2014 Doorkijkje in 2014
Laatst bijgewerkt op: 12-9-2014
vo010
Deze evenaar werd gebruikt om kaas te wegen. De meeste kaasmakende boeren hadden een eigen evenaar om de kaas te wegen, voor ze naar de markt gingen.
Deze evenaar komt uit de Rijntochte, de boerderij met de grote vijver aan de Weijpoort.
In het Kaasmuseum in Bodegraven hangt een grotere evenaar die zeer waarschijnlijk van de zelfde smid is. Dit is te zien aan het handschrift van het jaartal en het afgebeelde hartje. De evenaar uit het museum is van een latere datum.
vo010d1 k
Jaartal 1659


vo010d2 k
Het zelfde hartje als dat op de evenaar in het Kaasmuseum te Bodegraven.