ko006

Deze foto is gemaakt bij een artikel over een bewonersavond van de WIN en Projectgroep Wierickehuis in het Wierickehuis.
Rechts het dakje van de voormalige supermarkt. Achter de auto materiaal van Francken Metaal.

 

pe002

Bestuur Groene Kruis, wijkverpleegkundige en huisarts, 1966

Aan tafel, in het midden zit wijkverpleegkundige E.A. Beckering. Links van haar Piet van der Linden.

Nieuwerbrug kende altijd een aantal smederijen. Plaatsen waar het ijzer werd gesmeed als het vuur heet was. Maar er werd in de smidse niet alleen ijzer bewerkt voor het ‘boerenwerk’. Een ander deel van het werk van de smid was het beslaan van paarden met nieuwe hoefijzers.

Aan het jaagpad langs de Oude Rijn en halverwege de Rijksstraatweg tussen Leiden en Utrecht was Nieuwerbrug een uitgelezen plaats om de paarden te laten voorzien van nieuwe ‘schoenen’. Dit was naast Restaurant ‘t Grauwe Paard, daarvoor Herberg het Grijze Paard. Daar zat aan het begin van de 20e eeuw de smederij van Johannes van Hengstum, later Jan Voorbergen en weer later Hector Fioole. De voorbij trekkende handelaren lieten hun paarden daar beslaan, terwijl zij zelf de inwendige mens versterkten.

Aan de Hoge Rijndijk was de smederij van Schakel en later Francken gevestigd. Daan Francken bleef in het dorp het langst actief als hoefsmid: “Die beesten moeten toch geholpen worden….!” De penetrante geur van door hete hoefijzers verschroeide paardenhoeven vermengd met die van het smidsvuur was toen een niet weg te denken onderdeel van het leven en werken aan de Hoge Rijndijk. Bij de sloop enkele jaren geleden van de ruim een eeuw oude smederij aan de Hoge Rijndijk moest ook de oude travalje, waarin vroeger de paarden werden beslagen, nog weggehaald worden.

Tot 1964 waren er meer paarden dan tractoren aanwezig op de boerderijen. Paarden werden overal voor gebruikt en hun naam is nog steeds de uitdrukking van kracht: pk of “paardenkracht”.

In de eenentwintigste eeuw zijn er nog nauwelijks werkpaarden en de ouderwetse hoefsmid heeft het veld geruimd. De hoefsmid komt nu met een mobiele smidse langs om de ‘luxe’ paarden te beslaan.

  • hoefsmid_1
  • hoefsmid_2
  • hoefsmid_3

ka004
Toen de Republiek de zeven verenigde Nederlanden in 1672 werd aangevallen door de Fransen, liet men delen van Holland en Utrecht onder water lopen, om zo de vijand te weren. Op zwakke plaatsen in deze verdediging werrden forten opgeworpen.
In Nieuwerbrug was de bevaarbare Rijn en haar hoge dijken een zwakke plek. Daarom werd een oud 
Fort Nieuwerbrug aan de Dubbele Wiericke opgeknapt. Aan de overkant van de Rijn bouwde men het kleinere Fort Pain et Vin, vernoemd naar de het hier gelegerde regiment en hun aanvoerder kolonel Mozes Pain et Vin. Het lag ongeveer op de plaats waar nu de Bethlehemkerk staat.
Maar in de winter kwamen de Fransen over het ijs toch voorbij Nieuwerbrug. Toen Pain et Vin zag, dat ze Bodegraven in de brand hadden gestoken, vluchtte hij. De forten en ons dorp konden toen tot de grond toe worden afgebrand.
Nadat de Fransen waren verslagen, liet stadhouder Prins Willen III het huidige Fort Wierickerschans bouwen, als vervanging van de twee verwoeste forten.
De grachten van Fort Nieuwerbrug zijn pas in de jaren 50 dichtgegooid. tot die tijd werden ze door de houthandel gebruikt om bomen te wateren.

 

vo030
Dit 17e eeuws walvisschouderblad diende als uithangbord van een herberg in Barwoutswaarder. Op het bord staat een wapen en de tekst “In den Prins van Oranje”
Het is niet bekend of deze herberg ook werkelijk binnen de grenzen van de Brandschouwerij Nieuwerbrug hebben gelegen.
Het is te zien in het Stadsmuseum van Woerden.

 

bedrijvigheid melkfabriek
Melkfabriek van Nieuwerbrug met personeel en aandeelhouders,1925 Collectie Gijs Boer

Klein maar fijn
Tot het begin van de twintigste eeuw is Nieuwerbrug een gebied van boeren, werkmannen, ambachtslieden en handelaars. De arbeiders zijn meestal veldarbeiders, maar werken ook in de steenbakkerij in Bekenes. De middenstand en ambachtelijke sector bestaat onder andere uit timmermannen, klompenmakers, smeden, schilders, schoenmakers, broodbakkers, wagenmakers en kleermakers.

Boeren
De akkerbouw is nauwelijks van betekenis, van de bodem wordt het grootste deel als weide- en hooiland gebruikt. Een veel kleiner gedeelte wordt benut als boomgaarden en tuinen, waarvan een gedeelte van de opbrengst wordt verkocht aan plaatselijke handelaren en winkeliers. De boeren zijn vooral melkveehouders die hun bedrijf runnen met de hulp van daggelders, knechten en meiden. De melk wordt door de boeren zelf verwerkt tot kaas en boter, dat verkocht wordt aan particulieren of winkeliers en op de week- en kaasmarkten. Later wordt de melk ook aangeboden aan de melkfabrieken in Woerden en Bodegraven.

Kleinschalige nijverheid
De nijverheid is kleinschalig. Men heeft niet veel, of helemaal geen personeel. Soms heeft men als nevenactiviteit een herberg of winkel in (kruideniers)waren, een bezigheid die vaak door de echtgenoten van de ambachtslieden wordt verricht. De werkopdrachten, waaronder reparatiewerk, komen meestal uit de directe omgeving en de productie is naar plaatselijke behoefte. De bakkers hebben meestal een knecht, die bij hen inwoont en soms een leerjongen. De leerjongen moet vaak het brood uitventen en gaat met een bakfiets of kar de deuren langs.

De materialen en grondstoffen (zoals hout, stenen en meel) worden veelal gehaald uit de omgeving of bij tussenpersonen. Veel van het vervoer van materialen en vee geschiedt over het water van de Oude Rijn met trekschuiten, stoom- en motorboten,  onder andere door een aantal Nieuwerbrugse schippers. Door de kleinschaligheid wordt er door de ambachtslieden niet veel winst gemaakt en kan er ook niet veel geïnvesteerd worden.

bedrijvigheid Bosman
Vader en zoon Leen Bosman bij hun bedrijf, 1923 Collectie Cees Brouwer

Van klein naar groot
Vanaf 1900 komt er in de loop van jaren een verandering in de bedrijvigheid in Nieuwerbrug op gang. De dan al gevestigde metselaar J. Versloot begint met een aannemerij, naast het al bestaande klantenwerk. Metselwerk wordt gecombineerd met timmerwerk en in de jaren dertig wordt het bedrijf een volwaardig aannemingsbedrijf. Verdere mechanisatie maakt meer en grotere opdrachten mogelijk en daarmede ook gestage uitbreiding van het personeel. Eind jaren tachtig is het bedrijf gefuseerd en verdwijnt het uit Nieuwerbrug. Op het terrein aan De Bree is sindsdien Boer Nieuwerbrug B.V. gevestigd, een bedrijf dat al sinds 1931 in Nieuwerbrug bestaat en veel in het dorp heeft gebouwd.

Meegroeien met de tijd
De verandering van bedrijvigheid is ook in andere bedrijfstakken zichtbaar. Zeker in de periode na de tweede wereldoorlog, wanneer er sprake is van wederopbouw, ontstaat er veel werk in de woningbouw. Er wordt niet alleen nieuwbouw gepleegd, maar ook renovatie en aanpassingen aan de eisen der tijd verricht. Daardoor breiden bijvoorbeeld de smeden hun werkzaamheden uit met installatiewerk en constructiewerk. Door de groeiende vraag in de bouw komen er steeds meer bouwgerelateerde bedrijven in Nieuwerbrug en ontstaat er ook concurrentie. Aanvankelijk blijft er ook ruimte voor ambachtslieden die kleinschalig werk verrichten. Later moeten deze alsnog het hoofd buigen en verdwijnen ze langzaam maar zeker uit het straatbeeld.

Mechanisatie
De opkomende mechanisatie in de landbouw zorgt voor een verschuiving van arbeidskrachten. De boerenknechten en daggelders verlaten het boerenerf en vinden onder andere werk in de bouw. Het vervoer over water krijgt steeds meer concurrentie van transport over de weg. Daarom wordt de rijtuig- en wagenmaker Leen Bosman later garagehouder en vindt verbreding van de Rijksstraatweg plaats (aan de noordzijde van de Oude Rijn).

bedrijvigheid VanDam
Maalderij en houtzagerij P. van Dam en Zonen, Weijland, Nieuwerbrug, 1916 Collectie Cees Brouwer

Stoere mannen gevraagd
 “RIETVELD- Naar wij vernemen zal de heer A. Winterswijk alhier binnenkort zijn bedrijf uitbreiden met een houtzagerij. Het is te verwachten, dat in dit bedrijf weer enkele werkloozen kunnen worden opgenomen”, schreef Het Weekblad op 15 juli 1939.

Werkgelegenheid
De afgelopen eeuwen zie je in Nieuwerbrug vooral veel kleine familiebedrijven. Hoewel op het eind van de negentiende eeuw de kinderarbeid is afgeschaft, zijn er ook daarna nog veel meewerkende kinderen en vrouwen. De vader is vaak de kostwinner. De schipper, rietdekker, bakker, smid of timmerman werkt samen met zijn gezinsleden, soms met een leerjongen of een knecht of meid.  Die werken er vaak korte perioden, ook op de boerderij en in het huishouden en zijn soms bij hun werkgever in de kost. Alleen de timmerman en metselaar hebben soms meerdere knechten, zeker bij de bouw van huizen of boerderijen. Bij schaarste aan arbeidskrachten krijgt het extra personeel in plaats van vijftien cent, wel twintig cent of meer per uur! Afhankelijk van het seizoen werken ze zes dagen per week, tien tot twaalf uur per dag.

Komen en gaan
Bedrijven komen, veranderen en gaan ook weer. Beroepen als wagenmaker, klompenmaker en kuiper zijn niet meer in Nieuwerbrug te vinden. Alle zes bakkers verdwijnen uit het dorp en zo ook bijna alle winkels. De huidige bedrijven zijn verschillend van grootte en hebben veelal met (wegen)bouw, metaal en techniek te maken. Daarnaast zijn er (weer) opvallend veel inwoners die een eigen bedrijf hebben, vaak als ZZP-er. Het personeel van de bedrijven heeft nu soms een flexibel contract, is steeds meer en hoger geschoold en verdient nu zeker meer dan vijftien cent per uur. Het meeste productiewerk wordt nog steeds gedaan door “stoere mannen”, maar veel vrouwen en mannen werken nu juist ook buiten het dorp.

pe005

Burgemeester Cornelis Jan Bredius, 1861

Cornelis Jan Bredius, burgemeester van Barwoutswaarder van 1825-1855,  schilderij uit 1861 van Pieter Schick

De Oude Rijn is een rivier in de provincies Utrecht en Zuid-Holland. De rivier is een overblijfsel van de loop van de vroegere Rijn. Deze loop begint bij Wijk bij Duurstede als Kromme Rijn (zijtak van de Nederrijn), wordt na Utrecht vervolgd als het kanaal Leidse Rijn en loopt vanaf Harmelen als de Oude Rijn naar zee.Jaagpad
Langs grote delen van de rivier loopt of liep een jaagpad.

Lees meer...

Van Waterstrijd naar watermanagement

Je denkt misschien dat het water zomaar naar de zee stroomt als je hier naar de rustig voortkabbelende Oude Rijn kijkt. Daar valt nog heel wat over te zeggen.
Vanaf de grote ontginning, zo’n 900 jaar geleden, kwam er steeds meer water uit het veen de Rijn ingestroomd. Zo ook uit de polders Noordzijde, Weijland en de Bree, een oude veenbult die er vroeger ten noorden van de Rijn was. De Rijnmonding bij Katwijk in de Noordzee was aan het verzanden, waardoor de bewoners van de Rijnoevers in Holland steeds meer last kregen van dat water.

De Hollandse graaf nam een resoluut besluit en legde bij Zwadenburch een dam in de Rijn, de plaats die we nu Zwammerdam noemen. Toen zaten de bewoners aan de Stichtse kant van de dam met het probleem van wateroverlast. Het geschil tussen de graaf en de bisschop werd aan de keizer, Frederik II Barbarossa, voorgelegd. Deze deed in 1165 de uitspraak dat de Rijn niet afgedamd mocht worden en een vrije rivier moest blijven. In 1202 kwam er een nieuwe uitspraak in een akte: “Holland-Stichtse Vredesbepaling inzake Rijnlands Waterstaat” en kwam er een sluis bij Zwammerdam. Rond 1365 werd deze sluis weer afgebroken en er kwam een nieuwe in Bodegraven.

De strijd over het water, nu tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Groot-Waterschap van Woerden, bleef nog eeuwenlang voortbestaan. In plaats van het oude kwam er in 2004 een nieuw akkoord “Waterakkoord Sluis Bodegraven”. Nog steeds wordt er betaald, nu door de Stichtse Rijnlanden aan Rijnland, voor de kosten van het afgevoerde water. Bij zomerse droogte krijgt Rijnland zoet water geleverd van het Sticht, waardoor verzilting van een groot deel van Zuid-Holland wordt tegengegaan.

Barbarossa

Monument keizer Barbarossa van Theo van der Nahmer uit 1965 in Zwammerdam.
bron: www.vanderkrogt.net

 
rijn 1885 rhc
Oude Rijn bij Dubbele Wiericke. c.a. 1885
collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard
sluis bodegraven
Sluis van Bodegraven. c.a. 1910
collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard