VERHALEN ARCHIEF
door Cock Karssen
Er werden rond 1930 diverse plannen bedacht om de vele werklozen aan het werk te krijgen. Burgemeester Van Dobben de Bruijn kwam bijvoorbeeld met het idee om werklozen in te schakelen bij het graven van een nieuw zwembad en de aanleg van een nieuwe wijk. Toen kwam de aanleg van de A12 in zicht.
Eerst had burgemeester Van Dobben de Bruijn het plan opgevat de grond die tussen de Dorpskerk en de Watertoren lag (vroeger het voetbalveld van VV Bodegraven), aan te kopen en daar het dorp uit te breiden. Een revolutionair plan, aangezien alle dorpsuitbreidingen tot dan toe door particulieren waren uitgevoerd. Het werk moest worden uitgevoerd door werklozen. Als zij enkele dagen aan dit project werkten, zouden zij tien procent meer steun ontvangen. In plaats van acht gulden kreeg men dan 8,80 gulden plus een vergoeding voor slijtage aan kleding en schoenen. Men noemde dit 'contraprestatie’.
AANLEG RIJKSWEG
Onverwacht kwam er echter nieuw werk in zicht: de aanleg van een Rijksweg, de A12, ten zuiden van Bodegraven. Op 27 januari 1934 verscheen in 'Het Bodegraafsch Nieuws en Advertentieblad’ het volgende bericht:
'In de gemoedelijke oude tijd, toen wegverkeer niet zoveel betekende, waren de wegen voornamelijk voor lokaal verkeer. Zowel voor de boer die met zijn hooiwagen over de weg hobbelde als voor het verkeer van Het Loo naar Den Haag. Het oprukkende autoverkeer vraagt echter om bredere wegen en snelheid. Daarom is men plannen gaan maken voor een Rijksweg van Utrecht naar den Haag en Rotterdam, die ten zuiden van Bodegraven komt te liggen.'
In maart 1935 werd gestart met de eerste werkzaamheden en de eerste tien werklozen begonnen met de aanleg van de parallelweg die ten zuiden van de Rijksweg moest komen. De aanleg van de aarden baan voor de Rijksweg werd aanbesteed. Aannemer Broekhoven kreeg het werk, waarbij werd geëist dat minimaal 28 procent van de werknemers uit Bodegraven moest komen. Het uurloon werd vastgesteld op 33 cent. In januari 1937 werd gestart met het graven van zand aan de Weiweg.
DE PUT VAN BROEKHOVEN
Het werk aan de nieuwe snelweg startte snel. In januari 1937 stond er een uitgebreid verslag in 'Het Bodegraafsch Nieuws en Advertentieblad', waarbij redacteur C.G. Karssen zijn lezers aanraadde om 'het reusachtige werk dat hier gaat beginnen met eigen ogen te gaan aanschouwen'. Hij schreef onder andere:
'In plaats van onafzienbare weilanden richting Waarder is er nu een geweldige opslagplaats gekomen op het weiland van boerderij Rijlaarsdam. Met kiepkarren, spoorrails, damwanden en stapels spoorbielzen. Vanaf de Rijn is een spoorlijntje aangelegd naar dit terrein, waarmee tientallen locomotieven en hun onderdelen van de schepen naar het vroegere weiland vervoerd worden.'
Er werden ook montagewerkplaatsen en een smederij gebouwd en er stonden geweldige hijskranen. Voor de aanleg van het weglichaam van de nieuwe Rijksweg moest twee miljoen kubieke meter zand uitgegraven worden vanonder een slappe klei- en veenlaag. Het werd uitgegraven tot een diepte van ongeveer tien meter, waarna het zand met puffende zandtreintjes naar het achterland gereden werd. De foto bij dit artikel, die ook door de redacteur gemaakt werd, geeft een duidelijk beeld van de locomotief van een zandtrein, 'de Put’ in wording, en de Weijpoortse molen op de achtergrond.
Er werd enorm hard gewerkt in drie ploegen, men ging zelfs 's nachts door. Hoewel het grote werk, zoals het afgraven, door machines gebeurde, vonden ook veel mensen werk bij dit project. Naast vakmensen, zoals machinisten en technici, werden ook heel wat werkloze, ongeschoolde arbeiders ingeschakeld. Zij zorgden voor het laden van de kiepwagens en het leggen en onderhouden van de spoorbielzen en spoorrails voor de zandtreintjes. Helaas gebeurden er regelmatig ongelukken bij het werk door het omvallen van de kiepkarren of door onoplettendheid bij het passeren van de vele zandtreintjes. In juni 1937 en in maart 1938 gebeurden er zelfs dodelijke ongelukken.
ZANDZUIGER
De put in het weiland was in juli 1937 zo diep geworden dat er een zandzuiger moest komen om de rest van het zand op te zuigen. Dit was een technisch zeer moeilijk probleem. Met een ingewikkeld stelsel van dammen, dijken, een kanaaltje en een sluizensysteem wist men de zandzuiger uit de Oude Rijn in de tien meter lager gelegen werkput te krijgen. Er was zoveel zand nodig dat er ook nog land van boer Schouten werd aangekocht en afgegraven, waardoor uiteindelijk een uitgestrekte plas met een diepte van tien meter overbleef. Tot ieders verbazing was de Rijksweg na twee jaar in 1939 helemaal klaar, inclusief twee viaducten en aan en afvoerwegen.
Bron: Kijk op Bodegraven- Reeuwijk 8 mei 2024
Mon Dieu, de Fransen zakken door het ijs!
In rampjaar 1672, toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en twee Duitse bisdommen, waren scholen, schouwburgen, banken en winkels gesloten. Die ellende duurde zeventien maanden. Fred de Heij, geboren in Mijdrecht, maakte er een stripboek over. „Ik heb met name plekken gekozen in het Groene Hart die in al die tijd amper veranderd zijn. Geweldig.”
Nieuwerbrug lag tijdens het Rampjaar 1672 aan het front van de Oude Hollandse Waterlinie, die het Franse leger van koning Lodewijk XIV moest tegenhouden. Hier lagen twee schansen, die onderdeel waren van het hoofdkwartier van prins Willem III. Op de plaats van het huidige Fort Wierickerschans een eindje richting Bodegraven lag nog een derde schansje. Via de gratis Time Switch-app op je smartphone of tablet komen de twee Nieuwerbrugse schansen weer tot leven. Kijk om je heen en zie vanaf vier punten hoe het er daar in 1672 uit heeft gezien. Bekijk op iedere locatie een filmpje, waarin gebeurtenissen uit het rampjaar tot leven komen.
Download 'Nieuwerbrug 1672' gratis via de App Store of Coogle Play.
Van Waterstrijd naar watermanagement Monument keizer Barbarossa van Theo van der Nahmer uit 1965 in Zwammerdam. |
|
Nieuwerbrug 2012 |
Deze tekst komt ook op een bord voor het Wierickehuis in Nieuwerbrug. Deze wordt geplaatst door de Republiek aan den Rijn. |
ONTSTAAN EN ONTWIKKELING Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug; zijn brug dankt zijn bestaan aan de Rijn. Voor de Romeinen is de Rijn een grens met een limes, een te verdedigen grensweg tegen de barbaren van het noorden. Een brug is hier niet aan de orde: Hoogstens een bruggetje over de monding in de Rijn van het veenriviertje de Bekenes met een wachttoren. De grens van het graafschap Holland schuift 1000 jaar geleden steeds verder over de veenwildernis naar het oosten ten koste van het Sticht. Vanaf 1281 behoort onze streek bij Holland en een noord-zuid verbinding lijkt dan nuttig. Dat nut is er niet slechts voor machthebbers, maar ook voor de plaatselijke bevolking, de boeren en landarbeiders, die vanaf de 10e eeuw de klei van Bekenes ontginnen en vanaf de 11e eeuw de veenmoerassen ontginnen en die later inpolderen. |
Voorbeeld van nederzetting langs de Oude Rijn. bron: Daan Claessen collectie: Erfgoed gemeente Utrecht |
NIEUWER BRUGGE De Rijn is van groot belang voor transport van mensen en goederen, zeker nadat rond 1365 de beide Wierickes gegraven worden en er een verbinding met de Hollandse IJssel tot stand komt. Waar de Dubbele Wiericke de Rijn instroomt, een verkeersknooppunt bij uitstek, kan een nederzetting ontstaan zijn. Mogelijk is er toen een brug gesticht, een oude brug, later vervangen door een “nieuwer brugge”? Er is in elk geval een kapel, waarschijnlijk gebouwd vanuit particulier initiatief, waarvan de grond na afbraak door niet-geestelijke, gereformeerde Kapelmeesters beheerd wordt. |
Jaagpad langs de Oude Rijn met trekschuit. Project historische vaarwegen 2010 collectie: Claudia Thunnissen |
HANDEL EN NIJVERHEID De bouw van de tolbrug en de aanleg van het jaagpad tussen Leiden en Utrecht in 1664 zorgt ervoor dat het vervoer over water en over land moet stoppen in Nieuwerbrug. Er komt dus handel en nijverheid in het plaatsje: een herberg (Het Witte Paard, later vergrijsd tot Het Grauwe Paard), ambachtslieden, kooplui, een molenaar, een bakker… Nieuwerbrug wordt het centrum voor de bewoners van de vijf polders, maar hoort bij vier gemeentes. Een steenfabriek en houthandelaren vestigen zich in de 19e eeuw in en nabij het dorp; hun producten gaan niet meer alleen over water, maar ook over land en per spoor. Een seinhuis met een treinhalte op de lijn Leiden-Utrecht draagt dan wel de naam Waarder, maar ligt op 300 meter van het dorp Nieuwerbrug. |
Rechts op de foto het Grauwe Paard collectie: Cees Brouwer |
BOEREN, BURGERS EN BUITENLUI De Rijn was eerst vooral een levensader, maar wordt steeds meer een scheiding, met ten noorden ervan een lint van diepe perscelen in een vrijwel onaangetast polderlandschap, en tussen Rijn en dijk steeds dichtere lintbebouwing van arbeiderswoningen en kleine bedrijven die steeds meer hebben plaats gemaakt voor villa’s en bungalows. De koeien gaan uit hun oorspronkelijke Hollandse stallen en komen in steeds grotere aantallen, eerst in ligboxenstallen, en de laatste jaren in nog grotere agrarische bedrijfshallen: het aantal boeren wordt minder, maar de bedrijfsomvang steeds groter. Ten zuiden van de Rijn doorsnijdt eerst de spoorlijn Utrecht-Leiden en later de Rijksweg A12 het boerenland. Een paar boerderijen worden verplaatst en in de kern van het dorp komt steeds meer woningbouw en blijft wat bedrijvigheid. Vrijgekomen boerenerven veranderen steeds meer in burgererven met een nieuwe woon- en bedrijfsfunctie, maar met behoud van gezicht en uitstraling. |
Oude boerderij van familie Kok collectie: Annie Verboom-Goudriaan |
HET “NIEUWE” DORP Na 1945 wordt er flink gebouwd in het dorp en krijgt het een echte kern. In het begin vooral voor Nieuwerbruggers en de inwoners van Rietveld, Barwoutswaarder en Waarder, vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw komen er ook mensen van buiten de directe omgeving. Na de gemeentelijke herindeling van 1964 valt bijna de hele Brandschouwerij Nieuwerbrug onder de gemeente Bodegraven met grenzen bij Woerden die dwars door de polders de Bree en Bekenes heen gaan. De inwoners blijven actief met een eigen dorpshuis, dorpsblad, school, kerken, verenigingen en dorpsvolks(?) vertegenwoordiging. |
Nieuwbouw Burgemeester Bruntstraat collectie: Cees Brouwer |
REPUBLIEK AAN DEN RIJN Het karakter van het dorp verandert daardoor ook. Behalve de inwoners die hun wortels in de directe omgeving hebben komen er mensen van “buiten” die forensen, beide groepen met elk hun eigen aard. Zij vinden elkaar als ze bedreigingen van het gemeenschappelijk dorpsbelang ervaren en om zaken aan te pakken die anders blijven liggen, waardoor de onderlinge binding versterkt wordt. Op deze manier uit zich nog steeds het onafhankelijkheidsgevoel, de daadkracht en de zelfredzaamheid. Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug: de “Republiek aan den Rijn” dankt zijn bestaan aan haar inwoners . |
Bestuur Groene Kruis met wijkverpleegkundige en huisarts collectie: Cees Brouwer |
Topografische kaart Bodegraven 1873 Kaart omgeving Nieuwerbrug aan den Rijn 2012 |
Deze informatie ik ook te vinden op borden in de open ruimte rond Nieuwerbrug. Deze zijn geplaatst door de Republiek aan den Rijn. |
De Rijn maakt het land Vader Rijn was een woest stromende rivier die het water van het hoger gelegen gebied afvoerde en in duizenden jaren strijd met de zee, aan zijn wisselende oevers dikke lagen klei en zand achter liet. Tussen zijn rivierarmen ontstonden moerassen, veenpoelen, oude kreken, rivieren en stroompjes. Voor de Romeinen was de brede Rijn de noordgrens (de Limes) van hun Wereldrijk. Ze gebruikten de rivier om handel te drijven met andere gebieden en de verbindingen te onderhouden met hun versterkingen. Op de zuidoever liep de grensweg met castella, wachttorens en bruggen. Op de oeverwallen en de rivier was al (scheepvaart)verkeer tussen het binnenland en het kustgebied mogelijk. In onze streek was er in de Romeinse tijd geen permanente bewoning op de hogere delen. |
Romeinse wachttoren in rivierenlandschap Tekening: Judith van Heel |
De mensen maken het landschap: ontginning Ongeveer 1000 jaar geleden gaf de keizer van Duitsland de bisschop van Utrecht toestemming voor de ontginning van de woeste grond. In deze omgeving als eerste op de klei van de oeverwal tussen de Rijn en het veenstroompje de Bekenes. Wat bredere percelen waterden daar vanzelf door slootjes en via duikers op de Rijn af. Vanaf de westkant gaf later ook de graaf van Holland die toestemming. Op Bekenes ontstond blokvormige verkaveling op de oeverwal. Later werden het smalle verkavelingen die ook het veen in gingen. Dit leidde tot het “slagenlandschap”. Eerst was de achtergrens vooraf niet bepaald (vrije opstrek), later waren het vaak “copeontginningen”. In dat geval sloot de graaf of bisschop een contract (cope) met een groep kolonisten om een stuk woeste grond te mogen ontginnen. Landmeters zetten percelen met vaste maten uit. Bomen werden weggehaald en afgebrand. Sloten, haaks op de Rijn of andere wateren, zorgden voor de natuurlijke afwatering. Op de oude kaart is goed te zien dat de achterkades van de ontginningen vanaf de Rijn en de Meije elkaar raakten en varieerden in lengte. Vaak bouwde de ene ontginning voort op de andere. |
Polder Bekenes, 1615 Collectie: Hoogheemraadschap van Rijnland |
Door samenwerken ontstaat karakter: de polders De eerste ontginningen waren altijd gezamenlijke projecten. De Rijn of een veenriviertje diende als uitgangspunt van een ontginning. Rond 1365 werden al bestaande weteringen langs de polders doorgetrokken om het water van de Oude Rijn snel naar de IJssel af te kunnen voeren: de Enkele en Dubbele Wiericke. Binnen de polders werkten de boeren steeds meer met elkaar samen, ook in polderbesturen. Voor het grotere gebied werkten daarnaast al voor 1322 de polders in het Groot Waterschap van Woerden samen. Vanaf 1995 is het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden verantwoordelijk voor onze droge voeten, schoon water en veilige dijken. Onze betrokkenheid is nu het betalen van de waterschapslasten en eventueel het schonen van een sloot en het kiezen van bestuurders. |
Polderbestuurders Barwoutswaarder ca en Papekop& Diemerbroek bij nieuw motorgemaal, 1929 Collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard |
Lager en lager: inklinken Het land kwam door het afgraven van de klei voor pan- en steenfabrieken en door inklinking van het veen langzamerhand steeds lager te liggen. Daardoor liep het water niet meer op een natuurlijke manier weg. Op kunstmatige manier moest het water daarom afgevoerd worden door menskracht of paardenmolens en later door windmolens die langs de Oude Rijn en de beide Wierickes stonden. De voorvlieten zijn nog steeds zichtbaar in het landschap. Molens en stoomgemalen hebben plaats gemaakt voor computergestuurde gemalen. |
Werkzaamheden aan sluis en brug |
En de boer hij ploegde voort: van koe tot kaas Sinds de ontginning van het veenmoeras 1000 jaar geleden is het gebied rond Nieuwerbrug aan den Rijn erg veranderd. Boerderijen werden in linten op de oeverwallen gebouwd, meestal aan het begin van de percelen en soms dieper het land in. Het landschap was gevuld met houtwallen, hoogstamboomgaarden en bosjes, tarwevelden en hennepakkers. Na de inklinking van het veen en het afgraven van klei was de grond eigenlijk alleen nog geschikt als grasland en ontstonden steeds meer melkveebedrijven. De percelen zijn grotendeels hetzelfde gebleven, de kaart is in die eeuwen niet veranderd, maar nu zie je bijna alleen maar grasland en maïsvelden. Een landschap van “gras en wolken, wilgen, wind en water” verandert mede onder druk van de oprukkende bebouwing van Woerden en Bodegraven in een gebied van “water, weide, wonen, werken en recreatie.” |
Cornelia Moons-van Kasbergen maakt kaas op de boerderij aan het Weijland, rond 1940 Collectie: Kaasmuseum Bodegraven |
En de boer hij ploegde voort: de verandering van de boerderijen De kleine boerenbedrijven waren aanvankelijk ongeveer 14 ha groot. Daar werd met zeis, hooivork en mestriek, paard en wagen, mestpraam en baggerbeugel, het land bewerkt. De boeren en boerinnen verwerkten in de zomer de melk veelal tot kaas en boter. Dat is nu nog te zien aan het opkamertje van de boerderijen met daaronder de kaaskelder. De laatste 50 jaar worden steeds meer koeien op steeds grotere bedrijven van 40-60 hectare en in steeds grotere stallen gehouden. Technologisch hoogwaardige en snelgroeiende melkveehouderijen met vernuftige tractoren en landbouwmachines. De hoornloze koeien worden gemolken met behulp van geavanceerde melkmachines of door melkrobots. In het landschap zie je nu in plaats van de oude hooibergen, de moderne sleufsilo’s en in plastic verpakte balen voer. De boer heet nu een agrarisch ondernemer, producent van melk (en kaas!) en beheerder van het landschap. |
Hennep roten en drogen op het land, schilderij G. van de Heuvel 1784 Collectie: Nederlands Openluchtmuseum Arnhem |
Hier ziet u Cornelia Moons-van Kasbergen kaas maken op haar boerderij. In de jaren 50 werd er op veel boerderijen nog zelf kaas gemaakt. Nu alleen nog bij Van der Bas en Verhoef.
Wilt u meer weten over kaas uit onze omgeving? Ga dan langs bij het Kaasmuseum in Bodegraven.
De (Oude) Hollandse Waterlinie was een waterlinie voor de verdediging van Holland in de 17e en 18e eeuw.
Nadat het stellen van inundaties (of onderwaterzetting, (uit het Latijnse inundare: overstromen) is het opzettelijk onder water zetten van een gebied) al in 1573 (Alkmaar), 1574 (Leiden) en 1629 (de Utrechtse Waterlinie tussen de Zuiderzee en de Lek) een effectieve verdedigingswijze was gebleken, werd in het Rampjaar 1672 in allerijl een waterlinie tussen de Zuiderzee en de Merwede ingericht om de Franse troepen onder Lodewijk XIV tegen te houden voor zij ook Holland zouden veroveren. Deze linie liep van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis tot Gorinchem. Utrecht viel er buiten omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. In december 1672 staken bij Woerden 9000 Franse soldaten de smalle strook water over omdat deze bevroren was. Na het plunderen van Zwammerdam trokken zij zich door de invallende dooi weer terug.
Nadat deze linie in 1672 had standgehouden, kreeg hij een meer permanent karakter alsmede zijn naam. Accessen werden versterkt met tal van forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten verlegd, zonder echter de stad Utrecht in te sluiten. Vanaf 1815 werd een geheel nieuwe verdedigingslinie ingericht met deze stad als centraal punt: een linie die vanaf 1871 officieel de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd werd, ter onderscheiding van de linie die daarna als de Oude Hollandse Waterlinie aangeduid zou gaan worden.
Mobilisatie Tijdens de oorlogsdreiging werden er in heel Nederland soldaten gemobiliseerd. In Nieuwerbrug werden ook soldaten ondergebracht bij verschillende boerderijen. Maar toen de Nieuwerbrugger Marius van den Berg ontwaakte uit zijn huwelijksnacht, was het land in oorlog. Bij houthandel Van Duijn werden toen de houtbewerkingsmachines onder de bedrijfshal in de grond verstopt. |
Nederlandse soldaten met de kinderen van de school. collectie: Gijs Boer |
Duitsers in ons dorp Duitse soldaten trokken in het schoolgebouw. De lessen werden daarom gegeven in de consistorie van de Brugkerk en De Ster. Ook in boerderijen en huizen werden soldaten met hun paarden ingekwartierd. Dit waren voor een groot deel Oostenrijkers, die waren opgeroepen. Geen fanatieke fascisten. Deze jonge soldaten waren voor sommige Nieuwerbrugse meisjes te spannend om niet te kussen. Een soldaat schilderde een grote tank op de houten schuur van Bosman, op de hoek van de Straatweg (nu Weijland) en Brugstraat (nu Bruggemeestersstraat). In de maalderij van Koning bracht hij de wapenschilden van de hier gelegerde cavalerie-eenheden aan. Deze zijn tijdens een brand door het bluswater vervaagd en rond 2014 door de huurder weggewit. |
Pier Kool met twee Duitse soldaten die bij hem waren ingekwartierd. collectie: Arie van den Berg Mzn |
Fort Wierickerschans Aan het begin van de tweede wereldoorlog werd Fort Wierickerschans nog genegeerd. Later vestigde het 'Zeugambt der Deutsche Marine' zich op het Fort, die het gebruikte als wapenarsenaal. In die periode werd de binnengracht verder gedempt. De Duitse marine gebruikte op zee kleine muziekinstrumenten. Zo is er op het fort een kleine accordeon achtergebleven. Een vlag met hakenkruis, die op het fort gewapperd heeft, is na jaren weer terug in Nieuwerbrug. |
Accordeon van Duitse marine op Fort Wierickerschans collectie: Gijs Boer |
Verzet Zoals in heel Nederland, hadden zich in Nieuwerbrug mensen aangesloten bij de NSB. Anderen verzetten zich tegen onze bezetters. Vanaf de Knodsenburg werd kaas gesmokkeld over de Rijn en bij verschillende Nieuwerbrugse huishoudens waren onderduikers ondergebracht. Nadat een Joods gezin zich bij Cees Koning meldde om onder te duiken, kwam hij in contact met de ondergrondse. Hij werd groepscommandant in gemeente Barwoutswaarder, codenaam Purmerend. Nieuwerbrug bestond toen immers nog uit Barwoutswaarder, Waarder, Rietveld en Bodegraven. Als groepscommandant had Koning contact met dr. Schrijver in Woerden en Karssen in Bodegraven. Op de zolder van het brandspuithuis werd verzetsblad Kroniek gestencild, pal naast de school waar de Duitsers zaten. Het kleine raampje in de nok, gaf een goed zicht op de naderende vijand. Het apparaat is later nog gebruikt door Brouwer Druk en ging toen naar Afrika. Tegen het einde van de oorlog kwam Koning samen met vader en zoon Boot en Van Ommeren in een vuurgevecht met SS-ers bij de Blokhuisbrug in Rietveld (nu Woerden). Een andere SS-er heeft hem een keer laten lopen, omdat hij hem zo moedig vond. Koning had geen problemen met NSB-ers die verder niemand verraden, of “fout” waren. Zo kwam er een Nieuwerbrugse NSB-er gewoon bij hen over de vloer. De vrouw van Cees, Maria, was wapeninstructrice bij de ondergrondse. Zij ging nooit mee op acties. Op een dag belde een aantal Duitsers aan. Ze heeft toen de geweren waar ze mee bezig was in de wieg gestopt en haar dochtertje er opgelegd. De soldaten vonden het een leuk kindje. Na de oorlog heeft ze met haar man de wapens uit elkaar gehaald en in delen in de Woerdense singel gegooid. Veel later moest een loodgieter onder hun vloer werken. Ze kwamen er toen achter dat ze nog een aantal geweren en handgranaten waren vergeten. |
Pistool van verzetscommandant Cees Koning. collectie: particulier Kopstukken van Nieuwerbrugs verzet voor de school in Nieuwerbrug. Tweede van links: Dokter Schrijver, commandant van Woerden. collectie: Gijs Boer |
Tewerkstelling Verschillende Nieuwerbruggers gingen werken in Duitsland. Sommige gedwongen, anderen vrijwillig. Eén van hen stikte in een kelder, tijdens een bombardement. Een ander raakte zijn benen kwijt tijdens het werken. Hij werd hiervoor keurig uitbetaald als oorlogsslachtoffer en kreeg een aangepaste auto. In ons dorp bekend als de ‘gogomobiel’. |
Floris Oskam werkt in de landbouw. collectie: Gijs Boer |
Oorlogsgeweld Om de bevoorrading van de Duitsers tegen te gaan, werden de ‘nieuwe weg’ A12, de Rijn en het treinspoor door de geallieerden en het verzet aangevallen. Tijdens een beschieting vanuit de lucht is een boerenknecht in zijn bil geraakt. Om sabotage te voorkomen werd er wacht gelopen langs het spoor en zaten er Duitsers in het huisje bij de spoorbrug. Tegen het einde van de oorlog was het verboden om tussen 16.00 en 9.00 uur het spoor over te gaan. |
|
Beschieting vrachtschepen Op zaterdagmiddag 9 september 1944 lagen de twee vrachtschepen van de Groningse broers Van der Molen afgemeerd in de Rijn, ter hoogte van de huidige ingang van de 's Gravenhof. Om twee uur vlogen Engelse bommenwerpers richting Duitsland, vergezeld door jagers. Deze jagers hebben de schepen misschien aangezien voor Wehrmacht-bevoorrading en het vuur geopend. Hierbij werden vader en zoon gedood en moeder zwaar verwond. De families verbleven hierna tot de bevrijding in Nieuwerbrug. |
Familie Van der Molen. collectie: Gijs Boer |
Bombardement spoorbrug Op 8 februari 1945 zijn de twee wachthuisjes bij de spoorbrug getroffen tijdens een gebombardeerd. Hierbij is een Duitse Oostfrontmilitair omgekomen. Hij had zelf al twee zoons verloren aan het Oostfront. Dus ook bij de Duitsers was er veel leed. Tot de 50er jaren, stonden hier houten noodwoningen. Deze zijn toen vervangen, maar al snel weer gesloopt. De fundering is onlangs bij de aanleg van de nieuwe volkstuinen tevoorschijn gekomen. |
Wachthuisjes bij Wierickerspoorbrug. collectie: Spoorwegmuseum |
Voedselhulp Aan het einde van de oorlog werd het voedsel in ons land steeds schaarser. Ook in een plattelandsdorp als Nieuwerbrug. Een aantal Nieuwerbruggers wilden in maart 1945 hier verbetering in brengen. “Het voedsel Comité is geboren uit de nood der tijden en heeft uitsluitend ten doel de ergste nood te lenigen van de inwoners der Brandschouwerij Nieuwerbrug en de rest van de gemeenten Rietveld en Barwoutswaarder.” Begin april kwamen er al tuinen voor gezinnen die geen grond hadden en werden er al pootaardappelen verkocht. Er werden koeien geslacht en het vlees verkocht, net als melk. Niet veel later kwam er turf voor de bakkers en kapucijners om te zaaien. In augustus 1945 stopten ze met hun activiteiten. |
Poster voedsel-comité collectie: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard |
Bevrijding
|
Bevrijders rijden over de Straatweg (nu Weijland) langs de Brugstraat (nu Bruggemeestersstraat). 7 mei 1945 collectie: Gijs Boer |
Heeft u meer verhalen, foto's of voorwerpen uit Nieuwerbrug in de Tweede Wereldoorlog? Laat het ons dan weten via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Samen vertellen we het verhaal van Nieuwerbrug. |