Beleg van Woerden,1576 (Particuliere collectie)
Tijdens de Spaanse bezetting, ook wel de tachtigjarige oorlog genoemd, werd Woerden belegerd van 8 september 1575 tot 24 augustus 1576. Rond de stad lagen diverse schansen. In ons dorp lag de Nieuwerbrughsche Schans (rechts boven, tegen de rand). Deze is in 1672 weer opkeknapt, om tegen de Fransen te gebruiken.
Net als in het Rampjaar, werden hier delen van het land onderwater gezet, om de vijand tegen te houden.
Vijand zakt door het ijs bij Zegveld
Woerden geplunderd, Bodegraven uitgemoord. Het Groen hart vormt in het Rampjaar 1672 het slagveld van de strijd tegen de Fransen. De gids Vestignsteden van Goud laat zien waar de kanonnen stonden, waar de vijand lag en waar het bloed vloeide.
Hans-Paul Andriessen
Een snoer van elf vestingsteden, waaronder Schoonhoven, Oudewater, Gouda en Woerden. Tientallen forten, kastelen en vergeten slagvelden en honderden sluizen, kanaaltjes en bruggen. Daarmee vormt de Oude Hollandse Waterlinie uit de Gouden Eeuw het grootste openluchtmuseum van Nederland.
En het mooie is dat die linie middenin de natuur van het Groene Hart ligt en waar een netwerk van wandel-, fiets- en vaarverbindingen het mogelijk maakt om van die linie te kunnen genieten.
Dat is de reden voor Jan van Es uit Kamerik en Bernt Feis uit Woerden er het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voorde Oude Hollandse Waterlinie over te schrijven. De eerste auteur is oud-journalist, de tweede oud-leraar geschiedenis en directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie. Beiden zijn geworteld in en verknocht aan het Groene Hart.
Het boek, 144 pagina's met volop kaartjes, foto's en leuke weetjes, vertelt de geschiedenis en hoe die je als wandelaar tegenkomt in dit 'openluchtmuseum'. In elk van de elf steden voert een 3 kilometerslang rondje de wandelaar langs de meest interessante plekken. Voor de lange-afstandswandelaar is er het 109 kilometerslange Waterliniepad langs heel de linie en er staan ook nog drie thematische wandelingen in: de Vestingstedenroute, de Twee Provinciënroute en de Rampjaarroute.
Aartsvijanden
Als Bernt Feis het verhaal van de Oude Hollandse Waterlinie in een notendop wil vertellen, neemt hij het Rampjaar 1672 als vertrekpunt. „Het meest dramatische jaar uit de geschiedenis van Nederland, dat heette toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Onze aartsvijanden Frankrijk en Engeland sluiten een verbond om de Republiek gezamenlijk aan te vallen. Duitse bisschoppen sluiten zich daarbij aan. Op dat moment, we zitten in de tweede helft van de Gouden Eeuw, zijn we het rijkste land van de wereld. Om die rijkdom is het de aanvallers te doen. Met Amsterdam als hoofdprijs. Daarnaast speelde gekrenkte eer een rol bij de aanvallers."
De Franse Zonnekoning Lodewijk XIV valt met een leger van 120.000 man binnen. „Een voor die tijd onvoorstelbaar groot leger, dat als een stoomwals met een snelheid van 3 kilometer per dag optrekt. Alle dorpjes worden helemaal kaalgevreten. Iedereen moest geld betalen aan de Fransen, anders werd je boerderij of kasteel in brand gestoken. .Er werd geplunderd en gemoord."
In het oosten openen twee Duitse bisschoppen het vuur: die van Munster krijgt in de vaderlandse geschiedenisboekjes de naam Bommen Berend, omdat hij bommen van een enorm kaliber op de stad Groningen afvuurt. En vanaf zee wordt het land aangevallen door de machtige Engelse vloot. Dat leidt tot vier zeeslagen, waarbij admiraal Michiel de Ruyter uiteindelijk een Engelse invasie weet te voorkomen. Maar zover is het nog niet.
Redeloos, radeloos, reddeloos
Feis: „Als op 12 juni de Fransen bij Lobith de Rijn oversteken, ontstaat enorme paniek. Volgens een gezegde is 'het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos'. Op 21 juni, negen dagen later, is Utrecht veroverd en het Hart van Holland, met Amsterdam en regeringscentrum Den Haag ligt helemaal open. Het leger van de Republiek, met de 22-jarige prins Willem III als kapitein-generaal, staat er dramatisch voor. Willem bivakkeert op dat moment bij Nieuwerbrug, maar weigert zich over te geven. Hij heeft dan nog slechts één wapen: het water."
Al tijdens de strijd tegen de Spanjaarden, in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), hebben de Hollanders stukken land rond steden onder water gezet als verdediging. Het gaat dan om een laag van maximaal een halve meter. Varen kan dan alleen met hele kleine en lichte bootjes, niet geschikt voor troepenverplaatsing. Doorwaden is ook lastig, zeker omdat sloten en kanalen onzichtbaar zijn. In de jaren daarna leggen de twee rijkste provincies Holland en Zeeland een waterlinie aan als een cordon om Holland. „Utrecht vond het plan te duur", zegt Feis. „Daar hebben ze later enorme spijt van. De stad is door de Fransen zwaar geplunderd."
Inundatie
Die natte verdedigingsgordel, de waterlinie, wordt in juni van het Rampjaar in allerijl in gereedheid gebracht. Feis: „Sluizen worden opengedraaid en dijken en kades doorgraven. Bij Naarden wordt de zeedijk doorgestoken. Bij Gouda wordt later de Mallegatsluis opengezet De meeste Gouwenaren en zeker de boeren zijn daar helemaal niet blij mee. Ze zien hun oogst verloren gaan en moeten snel hun vee in veiligheid brengen. Hun huizen zijn van leem en riet. Die gaan na drie dagen drijven. Boeren gaan 's nachts de boel saboteren. Sluizen onklaar maken, dijken versterken. Of ze kopen soldaten om. In Nieuwpoort is het stadhuis gebouwd over de sluis die de hele Alblasserwaard onder water kan zetten. Dat hebben ze niet gedaan om de sluis tegen de Fransen te kunnen verdedigen, maar tegen de eigen boeren. De inundatie, die zowat twee jaar duurde, zorgt voor een vluchtelingenstroom uit deze gebieden. Het gebied raakt voor een deel ontvolkt, dat blijkt onder andere uit doopregisters."
Ook door de droge zomer en technische problemen duurt het tot juli 1672 voordat het water op de meeste plaats op het juiste peil staat. Pas in de herfst staat het water van Amsterdam tot bijna aan 's-Hertogenbosch. „Intussen proberen de Fransen vanuit Utrecht met kleine eenheden op te rukken richting de grote steden. Hun troepen dringen door tot Woerden, Montfoort, Oudewater en nog een reeks plaatsen. Maar daarachter stuiten de Fransen op de inundaties en achter dat water ligt het leger van prins Willem te wachten, een leger dat ongeveer 30.000 manschappen telt."
Sporen in de klei
„De prins zit in Alphen aan den Rijn. Hij heeft zijn hoofdkwartier in Fort Gouwsluis achter de Gouwe. Daar is nu niets meer van te zien. Daar ligt ook zijn admiraalssloep waarmee hij op de Oude Rijn naar Zwammerdam en Nieuwerbrug vaart om zijn troepen, die daar lagen, aan te vuren. Van daaruit doet hij nog een vergeefse uitval om Woerden te bevrijden. Dit leidt tot de Slag bij Kruipin, tussen Woerden en Kamerik, grofweg waar nu het Brediuspark ligt. In de bloedige gevechten, die vijf uur duren, sneuvelen rond de 2000 soldaten. Meer Fransen dan Nederlanders overigens. Maar de Fransen winnen wel en Woerden blijft in Franse handen. Het zou fantastisch zijn om op die plek opgravingen te doen. Het is kleigrond, dus daar moeten veel sporen te vinden zijn. Je zou de hele logistiek van die slag in kaart kunnen brengen", dagdroomt Feis.
Kantje boord
Terug naar 1672. Als de vorst invalt en de watervlakte bevriest, ruiken de Fransen hun kans. Eind december trekt 8000 man over het ijs richting Zegveld om een doorbraak te forceren.
„Maar de dooi komt de prins en zijn leger te hulp. Tijdens de overtocht van het Franse leger over het bevroren water van de Meijepolder wordt het ijs snel onbetrouwbaar. Soldaten zakken door het ijs, een twaalftal verdrinkt De Fransen kunnen ook niet verder naar Alphen optrekken omdat daar het leger van de prins zich heeft verzameld. De doorbraak is mislukt. Gefrustreerd trekken de Fransen zich via de oevers van de Rijn terug naar Woerden. Op de terugtocht worden Zwammerdam en Bodegraven door de Franse maarschalk Luxembourg uitgemoord. Hij houdt er verschrikkelijk huis. En na de plundering steken ze de boel in de fik. Dat is nog goed te zien aan de kerktoren van Zwammerdam. De onderste drie meter bestaat uit oude bakstenen, tot zo ver is ie afgebrand. Uiteindelijk druipen de Fransen af richting Utrecht."
Het Rampjaar, en het feit dat het kantje boord was, geeft een geweldige impuls om de verdedigingslinie te versterken. Nog in 1673 worden op strategische plekken verbeteringen uitgevoerd. Fort Wierickerschans, tussen Bodegraven en Nieuwerbrug, is er één van. In de decennia daarna worden de vestingen van onder meer Woerden, Oudewater en Schoonhoven versterkt tot hoe ze er nu uitzien.
Bernt Feis is als directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie al aan het vooruit kijken naar 2022, wanneer het Rampjaar 350 jaar geleden is. „We gaan veldslagen en zeeslagen naspelen met historische schepen en in kostuums uit die tijd. In Paleis Het Loo komt een grote tentoonstelling, er komen boeken. En we gaan praten met Hans Goedkoop, die voor de NOS die prachtige serie over de Tachtigjarige Oorlog heeft gemaakt. Ja, dit stuk van het Groene Hart komt echt centraal te staan, hier is het gebeurd."
EXECUTIE
Willem III stelt daad: kolonel onthoofd
Een van de vele opmerkelijke verhalen uit het Rampjaar is dat van kolonel Moïse Pain et Vin, huurling in het leger van de Republiek. Terwijl de prins in Alphen zit, bevindt Pain et Vin zich in de vooruitgeschoven post in Nieuwerbrug, waar de waterlinie met anderhalve kilometer op zijn smalst is. Die ligt tussen de Enkele en Dubbele Wiericke.
De kolonel laat hier een aarden wal oprichten richting Woerden, waar de Fransen zaten, en zet er kanonnen op. Maar de terugtrekkende Franse troepen komen juist vanuit de andere kant, de slecht te verdedigen kant. Pain et Vin realiseert zich dat hij afgesneden is van het leger van de prins en besluit de stelling te ontruimen. Hiervoor wordt hij opgepakt en voor de krijgsraad gebracht, die hem aanvankelijk levenslang geeft. „Prins Willem vindt dat niet genoeg", zegt Bernt Feis, directeur van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie en co-auteur van het boek Vestingsteden van Goud, wandelgids voor de Oude Hollandse Waterlinie. „Om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, laat Willem hem in zijn hoofdkwartier in Alphen onthoofden. Later wordt hij in de Sint-Janskerk in Gouda begraven, waar je zijn graf nog steeds kan vinden."
Bron: AD Weekend dichtbij 13 april 2019
Het wapen van Nieuwerbrug is in feite geen gemeentewapen maar een familiewapen wat betrekking heeft op de plaats Nieuwerbrug. Gerrit Brouwer wilde iets nalaten voor het dorp waar hij vanaf 1947 woonde en een kapperszaak had. Met zijn zoon Cees liet hij in 1980 een wapen registreren. Gerrit Brouwer overleden in 1982. Wapen in de nok van Graaf Florisweg 8.
|
|
Prehistorie | |
Tijdens de bronstijd moeten er al mensen in Nieuwerbrug hebben rondgelopen. Het bewijs hiervoor is een speerpunt uit die tijd, die is gevonden tijdens het graven van de Put van Broekhoven. Deze speerpunt is nu te bewonderen in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. |
Speerpunt uit de bronstijd. collectie: Rijksmuseum voor oudheden Leiden |
Romeinse tijd | |
De noordgrens van het Romeinse rijk liep langs de Rijn. Dus door Nieuwerbrug. Resten van de grensweg, of Limes, zijn bij onderzoek teruggevonden. Tijdens het graven van de Put van Broekhoven is een prachtige ruiterhelm gevonden. Deze is ook te bewonderen in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. Maar ook onofficiële vondsten, zoals een verzameling amfora, zijn bekend. Tussen de twee castella (forten) van Woerden en Zwammerdam stonden wachttorens. Hiervan hebben er in ons dorp verschillende gestaan. |
Romeinse ruiterhelm. collectie: Rijksmuseum voor Oudheden Leiden |
Middeleeuwen | |
Vanaf de 10e eeuw werd de klei van Bekenes ontgonnen en vanaf de 11e eeuw ook de veenmoerassen, die later werden ingepolderd. Een deel van dit ingepolderde landin Nieuwerbrug is aan de Johannieter orde geschonken. Ze beheren dit vanaf het Hof te Waarder. De Rijn was van groot belang voor transport van mensen en goederen, zeker nadat rond 1365 de beide Wierickes gegraven werden en er een verbinding met de Hollandse IJssel tot stand kwam. Waar de Dubbele Wiericke de Rijn instroomt, kon een nederzetting ontstaan zijn. Mogelijk is er toen een brug gesticht, een oude brug, later vervangen door een “nieuwer brugge”? Er was een kapel, waarschijnlijk gebouwd vanuit particulier initiatief, waarvan de grond na afbraak door niet-geestelijke, gereformeerde Kapelmeesters beheerd werd. |
Hof te Waarder op kaart uit 1670. collectie: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard |
Tachtigjarige oorlog | |
Tijdens de tachtigjarige oorlog was de stad Woerden in opstand tegen de Spaanse koning. De Spanjaarden wilden Woerden belegeren, maar kwamen niet in de buurt, omdat de polders rond de stad onder water waren gezet. De Spanjaarden bouwden toen een aantal schansen langs wegen en rivieren, om te voorkomen dat de Woerdenaren aan voedsel konden komen. Eén van die Spaanse schansen kwam in Nieuwerbrug, waar de Dubbele Wiericke de Rijn in stroomt. Uiteindelijk trokken de Spanjaarden zich terug. De Nieuwerbrugse schans zou 100 jaar later weer van pas komen. |
Nieuwerbrugse schans op detail van 'Het beleg van Woerden.' collectie: Michiel van de Burgt |
Een dorp onder vier gemeentes | |
Nieuwerbrug ontstond rond een brug over de Rijn, op de hoek van de vier schoutambachten Bodegraven, Waarder, Barwoutswaarder en Rietveld. Omdat het dorp ver van de vier hoofdkernen af lag, beheerde de dorpsgemeenschap veel zelf. De school uit 1610, de brug, de brandweer en nog veel meer. Het gebied waarin de gemeenschap deze zaken regelde was de Brandschouwerij Nieuwerbrug. In dit gebied werd brand bestreden, maar ook voorkomen door het 'brandschouwen'. Wanneer de stenen brug in zeer slechte staat is, moeten de Nieuwerbruggers hem vervangen of afbreken. Ze vervangen hem voor een houten wipbrug. Om die te bekostigen, mochten ze vanaf 1651 tol heffen. Het kwam dan ook goed uit dat in 1664 het Jaagpad werd aangelegd. Hierdoor kwam handel en nijverheid in het dorp: een herberg 'Het Witte Paard', (later Het Grauwe Paard), ambachtslieden, kooplui molenaars en bakkers. |
De houten tolbrug in 1902. |
Rampjaar 1672 |
|
In 1672 werd de Nederlandse republiek aangevallen door Frankrijk, Engeland, Keulen en munster. Om het Franse leger te stoppen, liet men de Hollandse Waterlinie onder lopen. In Nieuwerbrug werd de oude, Spaanse schans opgeknapt. Prins Willem III zelf streek hier neer en had zijn legerkamp op de plaats van het huidige Fort Wierickerschans. Op de schans en in het kamp ontmoetten kopstukken uit de oorlog elkaar. Helaas bevroor de Waterlinie, waardoor de Fransen om Nieuwerbrug heen konden trekken. Toen ze bij Zwammerdam niet verder konden, trokken ze terug. Hierbij werden alle gebouwen in Zwammerdam, Bodegraven en Nieuwerbrug verbrand. Om dit nooit meer te laten gebeuren bouwde men het huidige Fort Wierickerschans aan de Enkele Wiericke. Aan de Dubbele Wiericke verrees Fort Nieuwerbrug, met Fort Pain et Vin aan de overkant van de Rijn. |
Fort Pain et Vin (links) en Fort Nieuwerbrug (rechts) langs de Oude Rijn de Dubbele Wiericke. 1673 collectie: Michiel van de Burgt |
Nieuwe tijd | |
Door de goede verbinding over het water vestigden in de 19e eeuw een steenfabriek, houthandelaren en zagerijen zich in en nabij het dorp. Het vervoer ging niet meer alleen over water, maar ook per spoor. Een een treinhalte op de lijn Leiden-Utrecht droeg dan wel de naam Waarder, maar lag aan de Molendijk in Nieuwerbrug. Bij de spoorbrug vond in 1902 een groot treinongeluk plaats. Foto's hiervan zijn toen veel als ansichtkaarten verkocht. |
Treinongeluk bij Wierickerbrug. 1902 |
Eerste Wereldoorlog | |
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er op Fort Wierickerschans Engelsen, Fransen en Duitsers geïnterneerd. Ze verbleven in de opslagloodsen en werden bewaakt door maar liefst 180 man. In het begin heerste er een streng regime, maar later werden de regels soepel. Het kruithuis werd gebruikt als kerk en voor recreatie. Er werd gevoetbald op het terreplein, gezwommen in de gracht er kwamen twee tennisbanen en men kon lezingen, toneel en muziekuitvoeringen bijwonen. |
Gevangen officieren in vluchttunnel onder Fort Wierickerschans. |
Nieuwe blikvangers | |
Om te vieren dat ons land honderd jaar vrij is, liet de Nieuwerbrugse ijsclubvereniging in 1914 de Onafhankelijkheidstoren bouwen. Deze is van de dorpelingen en wordt beheerd door de Bruggemeesters, de beheerders van de Tolbrug. In 1917 lieten Nieuwerbrugse gereformeerden de Brugkerk bouwen. De eerste echte kerk in ons dorp. Voor de aanleg van de A12 haalde men in de 30er jaren van de vorige eeuw zand uit de Put van Broekhoven. Hierdoor ontstond een heldere (zwem)plas. |
Onafhankelijkheidstoren zonder Brugkerk. collectie: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard |
Tweede Wereldoorlog | |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten de Duitsers in de school en op Fort Wierickerschans. Het verzet drukte krantjes op de zolder van het Brandspuithuis en raakte in vuurgevecht met de SS. Schepen op de Rijn en wachthuisjes langs het spoor werden beschoten of gebombardeerd vanuit de lucht. Lees meer >> |
Pier Kool met twee Duitse soldaten. collectie: Arie van den Berg Mzn |
Het “nieuwe” dorp | |
Na 1945 werd er flink gebouwd in het dorp en kreeg het een echte kern. In het begin vooral voor Nieuwerbruggers en de inwoners van Rietveld, Barwoutswaarder en Waarder. Maar vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw kwamen er ook mensen van buiten de directe omgeving. Na de gemeentelijke herindeling van 1964 viel bijna de hele Brandschouwerij Nieuwerbrug onder de gemeente Bodegraven. Een deel komt bij Woerden terecht, nu zelfs in een andere provincie. De inwoners blijven samen actief met een eigen dorpshuis, dorpsblad, school, kerken en verenigingen. Ook de dorpelingen die in een andere provincie zijn terecht gekomen. |