en001
Nieuwe grens van de Brandschouwerij ver in de polder bij de Endelkade, 2011.

In de 17e en 18e eeuw waren veel huizen nog van hout en waren daken met riet bedekt. Omdat men open vuren stookte was het een brandgevaarlijke toestand. Om dit gevaar in Nieuwerbrug te bestrijden controleerden de “brandmeesters” in Nieuwerbrug alle panden binnen een strak omschreven gebied: de Brandschouwerij, begrensd door de laatste huizen of boerderijen van de vijf polders, waarbinnen het dorp lag. Bij brand kwam er een “eigen” brandspuit om te blussen en in het begin van de vorige eeuw kwam er een eigen brandverzekeringsmaatschappij. De grenzen van die Brandschouwerij werden mettertijd de officiële "officieuze"  grenzen van de Republiek aan den Rijn.


Uit 'Nieuwerbrug. Een klein dorpje met eigenzin

vo001

foto: Rijksmuseum Museum van Oudheden Leiden


Deze Romeinse ruiterhelm van verguld brons, werd gevonden tijdens het graven van de Put van Broekhoven. Hier werd zand gewonnen voor de aanleg van de A12. Hier werd toen ook een speerpunt uit de bronstijd gevonden.
Het oppervlak is versierd met opgesoldeerde banden die deels gepareld zijn, deels versierd met een motief van door punten gescheiden ruiten. Een driehoekige klep is aan de voorzijde aangesoldeerd en ten overvloede bevestigd met drie puntige knoppen, die door een wand heen aan de binnenzijde met plaatjes zijn vast geklonken. Op verscheidene plaatsen is het oppervlak versierd met een in lichte stippellijnen ingegraveerd ornament, deels van ranken en bladmotieven, deels van menselijke figuren. Aan de nekplaat is met 2 splitnagels een hengsel bevestigd waaraan de helm kan worden opgehangen. Aan de binnenzijde van de nekplaat zijn enige onleesbare graffitti ingekrast. De pluimhouder en wangkleppen zijn verdwenen.

weijpoort MvdB fortnieuwerbrug
Fort Nieuwerbrug (rechts) met Fort Pain et Vin (links), detail uit 'Historiën onses tijds, behelsende sake van staet en oorlogh'.1685. collectie: Michiel van de Burgt

Tachtigjarige Oorlog
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog liep de stad Woerden over van de Spaanse koning naar de Nederlandse opstandelingen onder leiding van Willem van Oranje.
Op 8 september 1575 sloeg de graaf van Megen met Duitse soldaten onder aanvoering van Marcus Foccarus uit Augsburg het beleg voor Woerden. Door de inundatie kon hij de stad echter niet dicht naderen. Daarom werden op enige afstand een aantal schansen opgeworpen om daarmee Woerden door een blokkade tot overgave te dwingen. Een schans bij Nieuwerbrug moest samen met de Kruisschans (bij de Blokhuisbrug in Woerden) de doorgang over de Rijn blokkeren. 
Toch lukte het de Woerdenaren om de stad te blijven verdedigen. Op 24 augustus 1576 waren de meeste schansen verlaten. De Nieuwerbrugse schans zou hierna bijna honderd jaar ongebruikt blijven.

Het Rampjaar
Toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1672 werd aangevallen door de de koningen van Frankrijk en Engeland en de bisschoppen van Munster en Keulen, liet men delen van Holland en Utrecht onder water lopen, om zo de vijand te weren. Net als tijdens het beleg van Woerden rond die stad was gedaan. Zo lagen de weilanden tussen de Enkele- en de Dubbele Wiericke onder water, net als de polders Weijland en De Bree. Om het water tegen te houden, kwam er in Nieuwerbrug een dam in de Rijn en bleef de sluis bij Bodegraven gesloten.
Op zwakke plaatsen in Waterlinie werden forten opgeworpen.
In Nieuwerbrug was de bevaarbare Rijn en haar hoge dijken een zwakke plek. Daarom knapte kwartiermeester
-generaal kolonel Moyses Pain et Vin de oude, Spaanse schans weer op, die onder leiding van kolonel Manger stond. Aan de overkant van de Rijn verrees de kleine dijkpost Molkerschans. De Molkerschans lag ongeveer op de plaats waar nu de Bethlehemkerk staat en stond onder leiding van luitenant kolonel Feullana. Om goed zicht te hebben op de naderende vijand, werden enkele huizen in het dorp afgebrand.
De verschansing aan de Dubbele Wiericke bestond uit een aarden borstwering richting Woerden, waarop kanonnen waren geplaatst. De achterkant, richting Bodegraven was open en alleen afgesloten met 'Spaanse ruiters'. Dit zijn horizontale palen met punten.
Vanuit dit 'Quartier aan de Nieuwerbrugge' commandeerde kapitein-generaal Prins Willem III de gehele Hollandse Waterlinie. Zijn regimenten lagen aan de andere kant van de linie, bij de Enkele Wiericke gelegerd. Ook hier kwam een kleine schans.
Op Fort Nieuwerbrug
onderhandelde Prins Willem III met Engeland, hij werd hier gevraagd om stadhouder van Holland te worden en organiseerde vanuit hier de mislukte aanval op Woerden.
Maar in de winter kwam het Franse leger over het ijs voorbij Nieuwerbrug. Toen Pain et Vin zag, dat ze Bodegraven in brand hadden gestoken, evacueerde hij de twee forten voor de Franse overmacht. Hij wist dat de verschansingen aan de achterkant niet te verdedigen waren.
Op hun terugtocht naar Woerden staken de Fransen alle gebouwen tussen Goudsesluis en Nieuwerbrug in brand. Ook de verdedigingswerken in Nieuwerbrug werden hierbijverwoest.

Na de ramp
Na deze ramp lieten de Staten van Holland het huidige Fort Wierickerschans bouwen, op de plaats van zijn legerkamp bij de Enkele Wiericke.
Ook verrees het stervormige Fort Nieuwerbrug aan de Dubbele Wiericke en verving men de Molkerschans door Fort Pain et Vin.
De forten Nieuwerbrug en Pain et Vin werden na enkele jaren al verbouwd en hebben tot 1816 dienst gedaan als voorposten van Fort Wierickerschans. Daarna zijn ze opgeheven en afgebroken.
De grachten van Fort Nieuwerbrug zijn pas na 1950 dichtgegooid. Tot die tijd werden ze door de houthandel gebruikt om bomen te wateren.
Toen in 1967 de Dubbele Wiericke droog viel door een dijkdoorbraak, zijn bij Fort Nieuwerbrug een degen, een lepel en een pan gevonden.

 FortNieuwerbrug MvdB k

Fort Nieuwerbrug
Collectie Michiel van de Burgt

wo005 d

Nieuwerbrughsche Schans in 1576.
Detail uit onderstaande gravure uit 1703. collectie: Michiel van de Burgt

wo006

Beleg van Woerden in 1576.
Rechts boven de Nieuwerbrughsche Schans. 1703 particuliere collectie

Weypoort Van den Berg

Rechts van houthandel Van
den Berg is nog de oude gracht
te zien. Rechts de Dubbele
Wiericke.

Weijland Van den Berg 1989

Houthandel Van den Berg in
1889.

Rb: 9 december 1975

Margaretha van Beieren (1311-1356), werd in 1345 in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten gravin van Holland en Henegouwen, nadat haar neef Willem IV in Friesland was verslagen. Ze regeerde tot 1354. Margaretha was de moeder van Jacoba van Beieren (zie bij Gravin Jacobastraat).

In het uitbreidingsplan Dubbele Wiericke was één rondweg en drie aftakkende zijwegen gepland. Een eerste suggestie was, om aansluitend aan andere straatnamen in Nieuwerbrug nu ook namen van Hollandse graven toe te kennen. Omdat er in Holland verschillende graven zijn geweest met de naam Dirk, was een eerste simpel (maar toch wel serieus) voorstel, om de hoofdstraat te noemen Graaf Dirk I straat, en de drie zijstraten de Graaf Dirk II straat t/m Graaf Dirk IV straat. Gelukkig is men verstandig geweest en heeft men 4 verschillende namen gekozen. Dat daarbij de emancipatie ook toesloeg blijkt wel uit de wens om niet alleen mannelijke graven te vernoemen, maar ook vrouwelijke personen.

  • IMG_6143

Buitenland MvdB 2011
Boerderij Buitenland, Korte Waarder 19-21. 2011

Jeanine Schreuders en Norbert van Doorn hebben de boerderij sinds hun komst in 2004 grotendeels gerestaureerd en in gebruik genomen als woonboerderij. De huisstal is getransformeerd tot eetlokaal, waar o.a. boerderijaanschuifdiners en diners en lunches voor besloten groepen worden georganiseerd. Ook het koetshuis en het zomerhuis , dat in zeer slechte staat was, zijn gerestaureerd. Bijzonder: Boerderij BuitenLand is tevens een officiële trouwlocatie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Zie voor meer informatie www.boerderijbuitenland.nl.

Geschiedenis gebruik en bewoning.
De boerderij werd omstreeks 1870 gebouwd in opdracht van de familie Brunt, die in die tijd veel boerderijen en grond bezat in Nieuwerbrug. In 1920 werd het boerenbedrijf aangekocht door de familie Karens, die oorspronkelijk uit Zoeterwoude kwam. Er woonden vier generaties Karens: eerst grootvader Martien, vervolgens Cornelis Jakob en vervolgens Jan Karens met kinderen. De oorspronkelijke grootte van de melkveehouderij was ca. 18 ha. Er werd kaas gemaakt voor de Bodegraafse en Woerdense kaasmarkt en er werden ook varkens en kippen gehouden.
Na de landinrichting Driebruggen-noord verhuisde de familie Karens naar de Molendijkerdwarsweg, tussen de spoorlijn en de Rijksweg A12, waar inmiddels zoon Chiel de boerderij runt. Na de verhuizing van de familie Karens in 1994 werd de boerderij circa 8 jaar bewoond door huisarts Tichelaar, die met zijn gezin in het hoofdgebouw ging wonen en in het koetshuis zijn apotheekhoudende praktijk vestigde. In die tijd zijn veel van de modernere stallen en bijgebouwen gesloopt.  Na vertrek van  dokter Tichelaar is de praktijk overgenomen door huisarts Borreman en heeft het hoofdgebouw twee jaar leeg gestaan, die is toen aangekocht door de huidige bewoners.

Gebouw.
Deze boerderij is er een van het langhuistype. Het hoofdgebouw (winterhuis) op nummer 19 wordt aan de linkerkant geflankeerd door een koetshuis, op nummer 21. Rechts van het hoofdgebouw staat een gerestaureerd zomerhuis. De boerderij heeft een symmetrische voorgevel van vijf traveeën.
De toegangsdeur heeft een houten omlijsting met een kroonlijst, rustend op consoles en heeft gietijzeren sierpanelen. In de rechter  zijgevel bevindt zich de kaaskelder met opkamer. De gevels zijn van rode baksteen, in kruisverband gemetseld. De plinten zijn gepleisterd. De vier schuifvensters zijn voorzien van zonneblinden, zogenoemde persiennes. Boven de vensters zijn gemetselde segmentbogen aangebracht, met een versierde sluitsteen. Deze sluitstenen komen ook terug in het koetshuis en het zomerhuis. In het stalgedeelte van het hoofdgebouw en in de zijgevels van koetshuis en zomerhuis bevinden zich gietijzeren stalramen. Het zomerhuis heeft een roosvenster boven de twee schuiframen. Het hoofdgebouw heeft een rieten kap met kunstig gesneden makelaar en windveren. Windveren en makelaars komen ook terug in het zomerhuis en koetshuis. Er is een samenhang in de detaillering van de afzonderlijke gebouwen. Achter het koetshuis staat een hooiberg met drie ijzeren roeden.
Het geheel van gebouwen en erf is erkend als gemeentelijk monument, omdat sprake is van een karakteristiek en gaaf voorbeeld van regionale boerderij-architectuur met samenhang in de detaillering van de afzonderlijke gebouwen.

Tussen deze boerderij en die van nummer 17 bevindt zich een groenstrook met een historisch boomgaardje. Omstreeks 2007 is hier archeologisch onderzoek gedaan en is er een verharde laag aangetroffen. Hier zijn toen sporen van de Limes, de noordelijkste grens van het Romeinse Rijk gevonden.

Buitenland Bu 5

In vervlogen tijden

buitenland PvdB 01 2012 buitenland PvdB 02 2012

Trouwlocatie onder hooikap. 2012 Achtergevel huisstal. 2012

Buitenland Bu 02 Buitenland Bu 03

Aanschuifdiner

Buitenland Be 1968

Links tegen wagenschuur tijdelijke, houten woning van schooljuf. 1968 collectie Bekkering

Buitenland Bu 01 Buitenland Bu 04

Buitenland Ka buitenland logo

vo002

foto: Rijksmuseum van Oudheden Leiden


De Put van Broekhoven werd gegraven om zand te winnen voor de A12. Hierbij werden een Romeinse ruiterhelm en deze bronzen speerpunt gevonden. Ze zijn nu te zien in het Rijksmuseum van Oudheden Leiden.
De speerpunt uit de bronstijd heeft twee lange groeven langs de schacht koker en een rechte bladbasis met hieraan twee oogjes. Hij is iets krom gebogen, de punt is er af en en zit een kleine beschadiging aan één kant.

Rb: 28 juni 1962, 3 september 1964

Lodewijk van Nassau (1538-1574) was één van de broers van Willem van Oranje. Samen met hem vocht hij in de tachtigjarige oorlog tegen de Spaanse overheersers. Met zijn broer Adolf (zie bij Graaf Adolfstraat) was hij in 1566 betrokken bij de bekende slag bij Heiligerlee. Hij overleed in 1574 in de strijd op de Mokerhei.

Tot 1964 (gemeentelijke herindeling) had de straat de naam Oranjestraat. Deze naam werd door de toenmalige gemeente Barwoutswaarder in 1962 toegekend bij de uitvoering van het uitbreidingsplan Nieuwerbrug. De naam Oranje verwijst daarbij naar de naam van het koninklijk huis. Bij de herindeling moest de straatnaam veranderen, omdat er ook in het dorp Bodegraven al een Oranjestraat bestond.

  • IMG_6064
  • IMG_6074
  • lodewijk
  • lodewijk1

vo005
Handbrandspuit uit 1888 op de tentoonstelling 'Daar komt de brandweer' in de Oudheidkamer te Reeuwijk. foto: Michiel van de Burgt

In de Nieuwerbrugse brandweergarage, beheerd door het College van bruggemeesters, stonden lange tijd twee handspuiten. Voor alle gezinshoofden van Nieuwerbrug bestonden gebruiksinstructies.  Wanneer de spuiten een jaar lang niet gebruikt werden, dan moesten ze getest worden. ‘Spuit-proberen’.
De hefbomen van deze spuit werden door acht man bediend. Op het onderstel staat aangegeven met welke kant hij bij het water moet staan, omdat vanaf daar de slang met rieten zeef het water oppompt.
Dit gebeurde nog tot 1939.
In 1971 probeerde het college van Bruggemeesters de Tolbrug, de brugwachterswoning, de Onafhankelijkheidstoren en het brandspuithuis te verkopen. Omdat dit niet was gelukt, zaten ze in geldnood. Overig bezit werd daarom verkocht.
De andere brandspuit was al voor 500 gulden verkocht. Nu was ook deze brandspuit te koop.
De gemeenschap wilde graag dat de brandspuit binnen het dorp bleef. Hij had nog op geen enkele Nieuwerbrugse optocht ontbroken.
Heck Fioole uit Nieuwerbrug en H. Koetsier uit Woerden hadden interesse.
Dan krijgt kapper Gerrit Brouwer  van autohandelaar Jan Wagensveld 1900 gulden om de handbrandspuit te kopen. Wanneer het college zou weten dat Wagensveld er achter zat, dan was de prijs waarschijnlijk omhoog gegaan.
Maar omdat Brouwer al de derde koper was, steeg de prijs toch al van 1000 naar 1500 gulden. Ook P. Hordijk, de eigenaar van ’t Grauwe Paard , zag wel iets in de antieke brandspuit. Hij wilde in café ‘De Tol’ (De Bruggemeester) een soort openluchtmuseum maken, met daarin de brandspuit.
Wanneer de prijs wordt opgedreven tot 2000 gulden, mag Gerrit Brouwer hem voor 1900 gulden meenemen.
Ook al woont de heer Brouwer naast de brandweergarage, de brandspuit wordt zolang opgeslagen in een boerenschuur.
Op een gegeven moment moest die schuur leeg. De heer Van Eijk uit Reeuwijk heeft de gehele inhoud toen meegenomen, inclusief de brandspuit. Deze staat nu in het bedrijfspand van H.I.G. te Bodegraven.
In 2012 was onze brandspuit het pronkstuk op de tentoonstelling 'Daar komt de brandweer' in de Oudheidkamer in Reeuwijk.
Daar bleek dat brandspuit tussen het verblijf in het brandspuithuis in Nieuwerbrug en het bedrijfspand uit elkaar gehaald. Daarna is hij niet goed in elkaar gezet. Op de zwart-witfoto ziet u dat de draagplank laag bij de grond hangt, onder de wielas. Op de kleurenfoto van tijdens de tentoonstelling , hangt de draagplank hoog boven de grond, boven de wielas. Bij de andere drie brandspuiten hingen deze ook laag, net als de Nieuwerbrugse vroeger. Ook is het geheel opnieuw beschilderd. Een emmer die oorspronkelijk bij de brandspuit hoorde, is nog in de laatst gebruikte beschildering in het bezit van Cees Brouwer.
Naar de leeftijd van de brandspuit moet nog eens goed onderzoek worden gedaan. 
Gerrit Brouwer beweert in 1972 dat hij in 1889 door Nieuwerbrug is gekocht. Bruggemeester Ellis van Eck zegt daarop dat hij uit 1905 komt. 
In het boek ‘Nieuwerbrug aan de Rijn. Ons dorp’ wordt het jaartal 1785 veelvuldig genoemd. Onderandere in de titel. Maar de andere jaartallen worden ook genoemd. Wordt vervolgd.

Wie het kleine niet eert...

Hoge Rijndijk8 MvdB 2013
Wie het kleine Hoge Rijndijk 8 is gemeentelijk monument. 2013

Dit lieflijke oude huisje met een rieten kap aan het begin van de Hoge Rijndijk met de naam “Wie het kleine niet eert…” lijkt op een boerderijtje, maar is altijd een woning geweest. Oudere Nieuwerbruggers kennen het waarschijnlijk als het huis van Jacob de Vos en Marrigje Kloosterziel die daar in de naast en achtergelegen schuren hun bedrijf hadden in brandstoffen, aardappelen en zaden. Sinds 2005 bestaat het uit twee woningen en draagt het voorhuis deze naam.

Geschiedenis gebruik en bewoning
Als stenen spreken kunnen zouden ze heel wat te vertellen hebben over deze plek, in ieder geval over bouwen, slopen en verbouwen. In 1713, drie eeuwen geleden, stond er hier al een “huysinge en erve” met bepalingen in de verkoop akte over het snoeien van takken en rapen van vruchten. De kopers waren schoolmeester en meester chirurgijn Guilliam van Spaar en zijn broer Hendrik, die schoenmaker was. Er mochten tevens volgens die akte op het erf “geene kuypen van schoenmaeckers” gezet worden. In 1730 was de koper een rietdekker, mogelijk woonden er in die tijd regelmatig ambachtslieden in het huis, of waren zij de huisbazen. In 1781 kocht Thomas Glas een huis met loods, toen hij het verkocht was het ingericht tot drie  woningen onder een kap. Dat bleef zo tot 1920, met toen ook op de zolders bedsteden en alkoven. Volgens de gegevens van het bevolkingsregister woonden er vanaf 1815 arbeiders en handwerkslieden, vooral klompenmakers(knechten).
In 1914 kocht schipper Jacobus Kloosterziel vijf arbeiderswoningen met loods en grond te Barwoutswaarder en Waarder. Het complex lag op de grens van die gemeenten. Het huis, met achterliggende drie huisjes lag in Barwoutswaarder, die huisjes werden in 1914 afgebroken en er werd een schuur gebouwd. Schepen met turven uit Drenthe of Vinkeveen konden zo vanuit de Rijn in de schuur lossen. De loods links lag in Waarder en werd in 1924 vervangen door een grote schuur. Jacobus en later zijn dochter Marrigje dreven er van toen af een handel in brandstoffen en zaden. Ze gebruikten een kruiwagen en later een bakfiets om overal te kunnen komen. Deze laatste heeft na een carrière in de oud papier actie voor de kerk een plek gevonden in het museum in Reeuwijk. In 1969 beëindigden Marrigje en haar man Jacob de Vos hun bedrijf. Een bergje steenkool ligt in 2014 als overblijfsel uit het verleden nog bij buurman Van Vliet op het erf.

Gebouw
Het huis is een gemeentelijk monument en karakteristiek voor de achttiende eeuw. Het stamt uit het einde van de achttiende en begin negentiende eeuw. In 2005 zijn de nabijgelegen geteerde schuren uit het begin van de twintigste eeuw gesloopt en zijn er daar drie nieuwe woningen, min of meer in de stijl van de oude loodsen, gebouwd. Het huis is tot twee appartementen verbouwd.
De gevels zijn uitgevoerd in verschillende soorten rode baksteen, met boerenvlechtwerk aan de voorkant. De schuiframen hebben roeden en luiken. Het rieten zadeldak heeft een wolfseind voor en achter. Rondom zijn er gestucte plinten, na de verbouwing is de linker zijgevel helemaal opnieuw gestuct en zijn de muurankers, naar zeggen uit zeventiende en achttiende eeuw, daar niet meer zichtbaar. In het voortuintje staat nog steeds een perenboom.

 

HoogeRijndijk8 GB 043Brandstoffenhandel De Vos
Collectie Gijs Boer

2000 HoogeRijndijk8 RCE 01

Houten droogloods naast de woning. 2000
Collectie Rijksdienst voor het cultureel Erfgoed

HogeRijndijk8 CB 2002

Voor de verbouwing. 2002
Collectie Cees Brouwer

HoogeRijndijk8 bakfiets

Bakfiets bij de houten schuur

HoogeRijndijk8 bakfiets museum

Bakfiets in de Oudheidkamer te reeuwijk. 2012