Nieuwerbrug 2012 |
Deze tekst komt ook op een bord voor het Wierickehuis in Nieuwerbrug. Deze wordt geplaatst door de Republiek aan den Rijn. |
ONTSTAAN EN ONTWIKKELING Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug; zijn brug dankt zijn bestaan aan de Rijn. Voor de Romeinen is de Rijn een grens met een limes, een te verdedigen grensweg tegen de barbaren van het noorden. Een brug is hier niet aan de orde: Hoogstens een bruggetje over de monding in de Rijn van het veenriviertje de Bekenes met een wachttoren. De grens van het graafschap Holland schuift 1000 jaar geleden steeds verder over de veenwildernis naar het oosten ten koste van het Sticht. Vanaf 1281 behoort onze streek bij Holland en een noord-zuid verbinding lijkt dan nuttig. Dat nut is er niet slechts voor machthebbers, maar ook voor de plaatselijke bevolking, de boeren en landarbeiders, die vanaf de 10e eeuw de klei van Bekenes ontginnen en vanaf de 11e eeuw de veenmoerassen ontginnen en die later inpolderen. |
Voorbeeld van nederzetting langs de Oude Rijn. bron: Daan Claessen collectie: Erfgoed gemeente Utrecht |
NIEUWER BRUGGE De Rijn is van groot belang voor transport van mensen en goederen, zeker nadat rond 1365 de beide Wierickes gegraven worden en er een verbinding met de Hollandse IJssel tot stand komt. Waar de Dubbele Wiericke de Rijn instroomt, een verkeersknooppunt bij uitstek, kan een nederzetting ontstaan zijn. Mogelijk is er toen een brug gesticht, een oude brug, later vervangen door een “nieuwer brugge”? Er is in elk geval een kapel, waarschijnlijk gebouwd vanuit particulier initiatief, waarvan de grond na afbraak door niet-geestelijke, gereformeerde Kapelmeesters beheerd wordt. |
Jaagpad langs de Oude Rijn met trekschuit. Project historische vaarwegen 2010 collectie: Claudia Thunnissen |
HANDEL EN NIJVERHEID De bouw van de tolbrug en de aanleg van het jaagpad tussen Leiden en Utrecht in 1664 zorgt ervoor dat het vervoer over water en over land moet stoppen in Nieuwerbrug. Er komt dus handel en nijverheid in het plaatsje: een herberg (Het Witte Paard, later vergrijsd tot Het Grauwe Paard), ambachtslieden, kooplui, een molenaar, een bakker… Nieuwerbrug wordt het centrum voor de bewoners van de vijf polders, maar hoort bij vier gemeentes. Een steenfabriek en houthandelaren vestigen zich in de 19e eeuw in en nabij het dorp; hun producten gaan niet meer alleen over water, maar ook over land en per spoor. Een seinhuis met een treinhalte op de lijn Leiden-Utrecht draagt dan wel de naam Waarder, maar ligt op 300 meter van het dorp Nieuwerbrug. |
Rechts op de foto het Grauwe Paard collectie: Cees Brouwer |
BOEREN, BURGERS EN BUITENLUI De Rijn was eerst vooral een levensader, maar wordt steeds meer een scheiding, met ten noorden ervan een lint van diepe perscelen in een vrijwel onaangetast polderlandschap, en tussen Rijn en dijk steeds dichtere lintbebouwing van arbeiderswoningen en kleine bedrijven die steeds meer hebben plaats gemaakt voor villa’s en bungalows. De koeien gaan uit hun oorspronkelijke Hollandse stallen en komen in steeds grotere aantallen, eerst in ligboxenstallen, en de laatste jaren in nog grotere agrarische bedrijfshallen: het aantal boeren wordt minder, maar de bedrijfsomvang steeds groter. Ten zuiden van de Rijn doorsnijdt eerst de spoorlijn Utrecht-Leiden en later de Rijksweg A12 het boerenland. Een paar boerderijen worden verplaatst en in de kern van het dorp komt steeds meer woningbouw en blijft wat bedrijvigheid. Vrijgekomen boerenerven veranderen steeds meer in burgererven met een nieuwe woon- en bedrijfsfunctie, maar met behoud van gezicht en uitstraling. |
Oude boerderij van familie Kok collectie: Annie Verboom-Goudriaan |
HET “NIEUWE” DORP Na 1945 wordt er flink gebouwd in het dorp en krijgt het een echte kern. In het begin vooral voor Nieuwerbruggers en de inwoners van Rietveld, Barwoutswaarder en Waarder, vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw komen er ook mensen van buiten de directe omgeving. Na de gemeentelijke herindeling van 1964 valt bijna de hele Brandschouwerij Nieuwerbrug onder de gemeente Bodegraven met grenzen bij Woerden die dwars door de polders de Bree en Bekenes heen gaan. De inwoners blijven actief met een eigen dorpshuis, dorpsblad, school, kerken, verenigingen en dorpsvolks(?) vertegenwoordiging. |
Nieuwbouw Burgemeester Bruntstraat collectie: Cees Brouwer |
REPUBLIEK AAN DEN RIJN Het karakter van het dorp verandert daardoor ook. Behalve de inwoners die hun wortels in de directe omgeving hebben komen er mensen van “buiten” die forensen, beide groepen met elk hun eigen aard. Zij vinden elkaar als ze bedreigingen van het gemeenschappelijk dorpsbelang ervaren en om zaken aan te pakken die anders blijven liggen, waardoor de onderlinge binding versterkt wordt. Op deze manier uit zich nog steeds het onafhankelijkheidsgevoel, de daadkracht en de zelfredzaamheid. Nieuwerbrug dankt zijn bestaan aan zijn brug: de “Republiek aan den Rijn” dankt zijn bestaan aan haar inwoners . |
Bestuur Groene Kruis met wijkverpleegkundige en huisarts collectie: Cees Brouwer |
Topografische kaart Bodegraven 1873 Kaart omgeving Nieuwerbrug aan den Rijn 2012 |
Deze informatie ik ook te vinden op borden in de open ruimte rond Nieuwerbrug. Deze zijn geplaatst door de Republiek aan den Rijn. |
De Rijn maakt het land Vader Rijn was een woest stromende rivier die het water van het hoger gelegen gebied afvoerde en in duizenden jaren strijd met de zee, aan zijn wisselende oevers dikke lagen klei en zand achter liet. Tussen zijn rivierarmen ontstonden moerassen, veenpoelen, oude kreken, rivieren en stroompjes. Voor de Romeinen was de brede Rijn de noordgrens (de Limes) van hun Wereldrijk. Ze gebruikten de rivier om handel te drijven met andere gebieden en de verbindingen te onderhouden met hun versterkingen. Op de zuidoever liep de grensweg met castella, wachttorens en bruggen. Op de oeverwallen en de rivier was al (scheepvaart)verkeer tussen het binnenland en het kustgebied mogelijk. In onze streek was er in de Romeinse tijd geen permanente bewoning op de hogere delen. |
Romeinse wachttoren in rivierenlandschap Tekening: Judith van Heel |
De mensen maken het landschap: ontginning Ongeveer 1000 jaar geleden gaf de keizer van Duitsland de bisschop van Utrecht toestemming voor de ontginning van de woeste grond. In deze omgeving als eerste op de klei van de oeverwal tussen de Rijn en het veenstroompje de Bekenes. Wat bredere percelen waterden daar vanzelf door slootjes en via duikers op de Rijn af. Vanaf de westkant gaf later ook de graaf van Holland die toestemming. Op Bekenes ontstond blokvormige verkaveling op de oeverwal. Later werden het smalle verkavelingen die ook het veen in gingen. Dit leidde tot het “slagenlandschap”. Eerst was de achtergrens vooraf niet bepaald (vrije opstrek), later waren het vaak “copeontginningen”. In dat geval sloot de graaf of bisschop een contract (cope) met een groep kolonisten om een stuk woeste grond te mogen ontginnen. Landmeters zetten percelen met vaste maten uit. Bomen werden weggehaald en afgebrand. Sloten, haaks op de Rijn of andere wateren, zorgden voor de natuurlijke afwatering. Op de oude kaart is goed te zien dat de achterkades van de ontginningen vanaf de Rijn en de Meije elkaar raakten en varieerden in lengte. Vaak bouwde de ene ontginning voort op de andere. |
Polder Bekenes, 1615 Collectie: Hoogheemraadschap van Rijnland |
Door samenwerken ontstaat karakter: de polders De eerste ontginningen waren altijd gezamenlijke projecten. De Rijn of een veenriviertje diende als uitgangspunt van een ontginning. Rond 1365 werden al bestaande weteringen langs de polders doorgetrokken om het water van de Oude Rijn snel naar de IJssel af te kunnen voeren: de Enkele en Dubbele Wiericke. Binnen de polders werkten de boeren steeds meer met elkaar samen, ook in polderbesturen. Voor het grotere gebied werkten daarnaast al voor 1322 de polders in het Groot Waterschap van Woerden samen. Vanaf 1995 is het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden verantwoordelijk voor onze droge voeten, schoon water en veilige dijken. Onze betrokkenheid is nu het betalen van de waterschapslasten en eventueel het schonen van een sloot en het kiezen van bestuurders. |
Polderbestuurders Barwoutswaarder ca en Papekop& Diemerbroek bij nieuw motorgemaal, 1929 Collectie: Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard |
Lager en lager: inklinken Het land kwam door het afgraven van de klei voor pan- en steenfabrieken en door inklinking van het veen langzamerhand steeds lager te liggen. Daardoor liep het water niet meer op een natuurlijke manier weg. Op kunstmatige manier moest het water daarom afgevoerd worden door menskracht of paardenmolens en later door windmolens die langs de Oude Rijn en de beide Wierickes stonden. De voorvlieten zijn nog steeds zichtbaar in het landschap. Molens en stoomgemalen hebben plaats gemaakt voor computergestuurde gemalen. |
Werkzaamheden aan sluis en brug |
En de boer hij ploegde voort: van koe tot kaas Sinds de ontginning van het veenmoeras 1000 jaar geleden is het gebied rond Nieuwerbrug aan den Rijn erg veranderd. Boerderijen werden in linten op de oeverwallen gebouwd, meestal aan het begin van de percelen en soms dieper het land in. Het landschap was gevuld met houtwallen, hoogstamboomgaarden en bosjes, tarwevelden en hennepakkers. Na de inklinking van het veen en het afgraven van klei was de grond eigenlijk alleen nog geschikt als grasland en ontstonden steeds meer melkveebedrijven. De percelen zijn grotendeels hetzelfde gebleven, de kaart is in die eeuwen niet veranderd, maar nu zie je bijna alleen maar grasland en maïsvelden. Een landschap van “gras en wolken, wilgen, wind en water” verandert mede onder druk van de oprukkende bebouwing van Woerden en Bodegraven in een gebied van “water, weide, wonen, werken en recreatie.” |
Cornelia Moons-van Kasbergen maakt kaas op de boerderij aan het Weijland, rond 1940 Collectie: Kaasmuseum Bodegraven |
En de boer hij ploegde voort: de verandering van de boerderijen De kleine boerenbedrijven waren aanvankelijk ongeveer 14 ha groot. Daar werd met zeis, hooivork en mestriek, paard en wagen, mestpraam en baggerbeugel, het land bewerkt. De boeren en boerinnen verwerkten in de zomer de melk veelal tot kaas en boter. Dat is nu nog te zien aan het opkamertje van de boerderijen met daaronder de kaaskelder. De laatste 50 jaar worden steeds meer koeien op steeds grotere bedrijven van 40-60 hectare en in steeds grotere stallen gehouden. Technologisch hoogwaardige en snelgroeiende melkveehouderijen met vernuftige tractoren en landbouwmachines. De hoornloze koeien worden gemolken met behulp van geavanceerde melkmachines of door melkrobots. In het landschap zie je nu in plaats van de oude hooibergen, de moderne sleufsilo’s en in plastic verpakte balen voer. De boer heet nu een agrarisch ondernemer, producent van melk (en kaas!) en beheerder van het landschap. |
Hennep roten en drogen op het land, schilderij G. van de Heuvel 1784 Collectie: Nederlands Openluchtmuseum Arnhem |
Tolgaarder |
Deze foto is gemaakt bij een artikel over een bewonersavond van de WIN en Projectgroep Wierickehuis in het Wierickehuis.
Rechts het dakje van de voormalige supermarkt. Achter de auto materiaal van Francken Metaal.
Hier ziet u Cornelia Moons-van Kasbergen kaas maken op haar boerderij. In de jaren 50 werd er op veel boerderijen nog zelf kaas gemaakt. Nu alleen nog bij Van der Bas en Verhoef.
Wilt u meer weten over kaas uit onze omgeving? Ga dan langs bij het Kaasmuseum in Bodegraven.
De (Oude) Hollandse Waterlinie was een waterlinie voor de verdediging van Holland in de 17e en 18e eeuw.
Nadat het stellen van inundaties (of onderwaterzetting, (uit het Latijnse inundare: overstromen) is het opzettelijk onder water zetten van een gebied) al in 1573 (Alkmaar), 1574 (Leiden) en 1629 (de Utrechtse Waterlinie tussen de Zuiderzee en de Lek) een effectieve verdedigingswijze was gebleken, werd in het Rampjaar 1672 in allerijl een waterlinie tussen de Zuiderzee en de Merwede ingericht om de Franse troepen onder Lodewijk XIV tegen te houden voor zij ook Holland zouden veroveren. Deze linie liep van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis tot Gorinchem. Utrecht viel er buiten omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. In december 1672 staken bij Woerden 9000 Franse soldaten de smalle strook water over omdat deze bevroren was. Na het plunderen van Zwammerdam trokken zij zich door de invallende dooi weer terug.
Nadat deze linie in 1672 had standgehouden, kreeg hij een meer permanent karakter alsmede zijn naam. Accessen werden versterkt met tal van forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten verlegd, zonder echter de stad Utrecht in te sluiten. Vanaf 1815 werd een geheel nieuwe verdedigingslinie ingericht met deze stad als centraal punt: een linie die vanaf 1871 officieel de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd werd, ter onderscheiding van de linie die daarna als de Oude Hollandse Waterlinie aangeduid zou gaan worden.
De Oude Rijn is een rivier in de provincies Utrecht en Zuid-Holland. De rivier is een overblijfsel van de loop van de vroegere Rijn. Deze loop begint bij Wijk bij Duurstede als Kromme Rijn (zijtak van de Nederrijn), wordt na Utrecht vervolgd als het kanaal Leidse Rijn en loopt vanaf Harmelen als de Oude Rijn naar zee.
Langs grote delen van de rivier loopt of liep een jaagpad.
Burgemeester Cornelis Jan Bredius, 1861
Cornelis Jan Bredius, burgemeester van Barwoutswaarder van 1825-1855, schilderij uit 1861 van Pieter Schick
Arie van Baren - brandmeester
G. Blanken Azn. - secretaris bruggemeesters
mej. Bosman: Bodegraafsche Straatweg
Chris de Bouter - secretaris bruggemeesters
Van de Brink - klompenmaker: Bodegraafsche Straatweg
Pepijn van de Burgt:
Cornelis Jan Bredius - burgemeester 1825-1855
Piet Breedijk - brandmeester
P. Brunt PJzn. - bruggemeester
P. Brunt Hzn. - bruggemeester
Philip Jansz Camerick - schout van Barwoutswaarder en Beckenes
Dick van Dam - De Zingende Zaag, Houtzagerij De Volharding
Piet van Dam - Piet met de baard, Houtzagerij De Volharding
Willem van Eck - brandmeester
Cees Elbers - brandmeester
Mien de Hollander: Schots Varken
Joke Kaptein
A. Moons Tzn. - bruggemeester
Cornelia Moons-van Kasbergen: Kaasmaken
F. Moons Fzn - bruggemeester
Maagje Nap: Schots Varken
Jan Neuteboom - smidsknecht bij Jan Voorbergen: Bodegraafsche Straatweg
Anna van Oudenallen: Schots Varken
Elisabeth Gezina van Oudenallen-van Essen: Schots Varken
Hendrik van Oudenallen: Schots Varken
Cor Kok - brandmeester
W. Kok - voorzitter bruggemeesters
P.H. Kroon - brandmeester
Mar Kroone: Schots Varken
D. Verlaan Szn. - penningmeester bruggemeesters
Steef Verlaan - brandmeester
Jan Voorbergen - smid: Bodegraafsche Straatweg
Voordouw - tolgaarder
Maartje Voshart - dochter van Pie: Schots Varken
Pie Voshart-Voshart: Schots Varken
Evert Zwanenburg - brandmeester